Intensifiers

Intensifiers
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Intensifiers

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn intensifiers?
Intensifiers zijn woorden die de betekenis van andere woorden intenser maken/ versterken. In het Nederlands heten deze woorden bijwoorden.

It is very exciting to be back after an incredibly long break.

I was kind of disappointed about my test results.

Slide 2 - Diapositive

Waar staan intensifiers?
Intensifiers  staan direct vóór het woord waar ze iets over zeggen en geven antwoord op de vraag: Hoe? (How?)

Ralph is angry.               Ralph is boos.
Hoe boos is Ralph?
Ralph is really angry.

She is creative.               Ze is creatief.
Hoe creatief is ze?
She’s extremely creative.














Slide 3 - Diapositive

Wat zijn intensifiers?

Slide 4 - Diapositive

Tips
  • Vertaal de zin en bepaal welk woord het meest passend is.
  • Leer de betekenis van alle 'intensifiers' uit je hoofd.

Slide 5 - Diapositive

IMPORTANT!
Don't confuse to with too
to = naar  
too = te  

Slide 6 - Diapositive

Voorbeeldzinnen
1. Have you seen Henk? He is so incredibly hot.
2. David is such a funny guy.
3. I am too tired to do my homework.
4. Kevin is a really good kisser.

Slide 7 - Diapositive

Wanneer gebruik je een intensifier in een zin?
A
om de zin langer te maken
B
om de betekenis van een ander woord af te zwakken
C
om de betekenis van een ander woord te versterken

Slide 8 - Quiz

Welke is geen intensifier?
A
extremely
B
really
C
too
D
quickly

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste intensifier:

This story is far perfectly / too / such scary for me. I can’t continue reading.
A
perfectly
B
too
C
such

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste intensifier:

Thank you perfectly / very / seriously much!
A
Perfectly
B
Very
C
Seriously

Slide 11 - Quiz

Welke van deze woorden zijn intensifiers: absolutely, deeply, extremely, quite, really, so, too, very
A
allemaal
B
geen van allen
C
alleen absolutely
D
alleen really

Slide 12 - Quiz

Intensifiers: samengevat
Wat?: versterkt(=intensifies) de betekenis van een ander woord 

Hoe?: zet het woord voor het woord waar ze iets over zeggen.

Vb: She is extremely angry right now. 

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive


Prepositions of place

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Preposition of place

- things that are higher 
   than something else
- over --> movement
- over --> if something is
                  covered




&

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

3. Prepositions of place

Pick the right answer!
A
under
B
in front of
C
between
D
below

Slide 20 - Quiz

Prepositions of place

Pick the right answer!
A
next to
B
among
C
over
D
between

Slide 21 - Quiz

2. Prepositions of place

Pick the right answer!
A
under
B
on
C
in
D
behind

Slide 22 - Quiz

Complete the sentence by filling in the correct preposition of place.

The plane was flying _________________ the clouds. (boven)

Slide 23 - Question ouverte

Prepositions of place

Pick the right answer!
A
I’m on an airplane.
B
I’m in an airplane.

Slide 24 - Quiz

Prepositions of place

Pick the right answer!
A
She is between the chair and the table.
B
She is among the chair and the table.

Slide 25 - Quiz