2T1 Woordenschat H3 les 3
1 / 13
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Wat betekent weemoedig?
timer
0:30
A
denken dat iemand iets verkeerds
heeft gedaan
B
droevig gestemd
C
door de wet goedgekeurd
D
groep van ongeveer tegelijk geboren mensen
Slide 6 - Quiz
Vul de vergelijking aan:
De ondernemer kocht elke week nieuwe kleren, terwijl zijn bankrekening alleen maar groeide. Hij had geld als ...
De ondernemer kocht elke week nieuwe kleren, terwijl zijn bankrekening alleen maar groeide. Hij had geld als ...
timer
0:30
A
vuur
B
een gat in de hand
C
lucht
D
water
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Diapositive
Bedenk een nog niet bestaande vergelijking met het woord 'blauw' en maak er een zin mee zodat de betekenis duidelijk wordt.
timer
2:00
Slide 9 - Question ouverte
Vul de zin aan met een passende vergelijking ‘zo … als’.
De dag na de hardloop wedstrijd was Bert ...
De dag na de hardloop wedstrijd was Bert ...
timer
0:30
A
zo stijf als een plank.
B
zo vlug als water
C
zo knorrig als een varken
D
zo moe als een uil.
