Gym 1 - Chapitre 2 - E& F (Regarder et Lire)

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Bienvenue 

Gymnasium1

PROGRAMME    

• TW1  bespreken
• Vocabulaire
  
• Regarder & Lire
• Au travail 

Les buts

Aan het eind van de les:

- kan ik de belangrijkste informatie uit een film begrijpen;

- ken ik woorden die te maken hebben met iets kopen ;

-kan ik een tekst over winkelen begrijpen;

 -Ken ik de getallen tot en met 100;

-weet ik hoe ik het onderwerp van een tekst kan bepalen;

kLAS: 1A

Toets bespreken

Vocabulaire de ce cours

Quelle est la traduction?     schrijf de vertaling op in jouw schrift

le (super)marché                                      je kunt de woordjes opzoeken op p.92

le rendez-vous

célèbre                    

important(e)                                    - Je voudrais deux croissants.

maintenant                                      - Oui, voila.

combien                                            - Je ne comprends pas.

aimer

j'ai besoin de

E Regarder 2: J'adore ça

Regarde wr réponds en néerlandais

l'exercice 20 a et 20b, page 78

Exercice 20 a

1- Wat is un tableau denk je?

--> een schilderij

2-Arthur zegt: «J’ai une idée.» Welk idee zou dat kunnen zijn? Wat zou jij doen als je zoiets zou vinden?

-->Misschien wil Arthur het schilderij verkopen. 

-->Ik zou op internet meer informatie zoeken over het schilderij.

Exercice 20b: Mets dans le bon ordre.

1. De Jeunes Détectives gaan op zoek naar extra informatie over het schilderij.
2. De kunstverkoper wil het schilderij even houden voor onderzoek.
3. Thomas geeft zijn contactgegevens op.
4. De kunstverkoper vertelt een onbekende over het schilderij.
5. De meiden moeten wat gaan kopen voor het avondeten.
6. De kunstverkoper is op de markt met het schilderij.
7. De meiden nemen een foto van de kunstverkoper.

Vrai ou faux

1. Thomas trouve un deuxième tableau.
2. Le galeriste aide les jeunes.
3. Le galeriste demande l’adresse e-mail de Thomas et de Manon.
4.  Le galeriste téléphone directement pour prendre rendez-vous.
5. Manon oublie l’heure.
6. Manon paye 16 euros.
7. Le galeriste vend le tableau.

Exercice 22(p,79)

1-Bonjour. Je voudrais deux croissants

2-Ça coute quatre euros vingt.

Exercice 22(p,79)

1-Bonjour. Je voudrais deux croissants--> oui, voilà

2-Ça coute quatre euros vingt--> Voilà quatre euros vingt

Les amoureux du shopping!

TUYAU: Het onderwerp van de tekst

Als je weet wat het onderwerp van een tekst is, begrijp je de tekst beter wanneer je hem helemaal leest. Om het onderwerp te vinden, lees je de titel en bekijk je de plaatjes.

Kijk ook wat voor soort tekst het is: een advertentie, een interview, een internetpagina enzovoort.

Les amoureux du shopping!

Regardez le texte (p.81) et répondez aux questions:

Waar gaat de tekst over?

 

Ex. 24a (p.80)

Lis le texte en entier et choisis la bonne personne.

1- Ik ga niet graag winkelen.                                  

2-Het is mijn lievelingswinkel.

3-Dit bedrijf bestaat al heel lang.

4-Ik koop hier ook dingen voor anderen.

5- Ik kan hier heel lang rondlopen.

6- De winkel is vlak bij mij.

Réponse: 24a (p.80)

Ex. 24b (p.82)

Lis de nouveau le texte. Réponds en néerlandais.

1. Wat is er bijzonder aan de Decathlon in Lyon?

2. Wat vindt Chloé leuk aan de Make up Bar in Sephora?

3. Waarom is Mathis vaak op de afdeling videospelletjes te vinden?

4. Waarom is Soline zo gek op Paul? Noem twee redenen.

Antwoorden:

1 Mila

2 le serveur

3 Lucas

4 Mila

5 Mila

6 Mila

Ex. 24b (p.82)

Lis de nouveau le texte. Réponds en néerlandais.

1. Het is de grootste Decathlon in Frankrijk.

2. Daar heeft zij alles om zich snel op te maken als een topmodel.

3. Hij vindt de jonge verkoopster heel erg knap.

4. De banketbakkerij is mooi en de gebakjes zijn heerlijk.

Antwoorden:

1 Mila

2 le serveur

3 Lucas

4 Mila

5 Mila

6 Mila

exercice 25a/p,82

Faire/ maken

exercice 25d(p,84)

exercice 25e

27a

Faire/ maken

exercice 25d(p,84)

exercice 25e(p,84)

AU TRAVAIL

Faire:

Exercices 27:b,c,d (pages 84)

Thuis: online corrigeren

Tu as fini?

Apprendre vocabulaire A,B,E,F 

zie Som

Schrijf minstens 3 woorden op die
je deze les hebt geleerd

Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen