examentraining 1

Examentraining 1
18 april 2024
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
Nask2MBOStudiejaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Examentraining 1
18 april 2024

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
- Eerst examentips herhalen
- Maak de opdrachten 17 t/m 29
-Vergelijk in 2 tallen elkaars antwoord
-nakijken via correctiemodel
- Bespreken wat lastig was
- 15 vragen uit een oud examen via Lessonup

- Verder werken aan het examen van 2022

Slide 2 - Diapositive

Examen tips

- Lees de vraag goed door, markeer evt belangrijke woorden

- Bij een rekenvraag: werk altijd volgens het stappenplan
Gegeven:
Gevraagd:
Formule:
Oplossing:

Slide 3 - Diapositive

- Noteer altijd de berekening bij oplossing
- Noteer altijd een eenheid achter je antwoord als dat een getal is
- Dus antwoord is bijvoorbeeld: massaprocent  = ..... %
(dus eerst grootheid = getal eenheid)
- Rond je antwoord aan het einde af, niet tussentijds

Slide 4 - Diapositive

- Bij een meerkeuze vraag is er maar één antwoord goed tenzij anders aangegeven, geef dan de hoofdletter.
 
- Leer dikgedrukte blauwe begrippen uit je boek uit je hoofd
- Oefen met examens van voorgaande jaren op examenblad
- Bekijk uitlegvideo's van Tim Waardenburg  op YouTube
- Bekijk examenspreekuur nask2 op YouTube

Slide 5 - Diapositive

Wat heb je nodig?
- Pennen
- Markeerstiften
- Potlood en gum
- Geodriehoek
- BINAS (bij het examen krijg je hem van school)
- Rekenmachine

Slide 6 - Diapositive

Zelf aan de slag!
Maak eerst de 13 opdrachten alleen. (opdr 17 t/m 29)
Vergelijk elkaars antwoorden en oplossingen.
Leg elkaar uit hoe en waarom je iets zo hebt aangepakt.

Gebruik het correctiemodel om te zien welk antwoord goed is en waar je punten voor krijgt. 
Ken jezelf het juiste aantal punten toe.

Slide 7 - Diapositive

Bespreken
Welke lastige vragen willen we bespreken?

Slide 8 - Diapositive

Examentraining
examen nask2 2019 1e tijdvak

Slide 9 - Diapositive

1. Welke algemene naam is van toepassing op waterstof?
A
niet metaal
B
metaal
C
edelgas
D
halogeen

Slide 10 - Quiz


2.

Slide 11 - Question ouverte


3. Welke scheidingsmethode wordt gebruikt bij het verwerken van aardolie tot brandstoffen
A
extraheren
B
indampen
C
filtreren
D
destilleren

Slide 12 - Quiz

4.Een voorbeeld van een brandstof is benzine.
Geef de naam van twee andere brandstoffen die uit aardolie kunnen worden verkregen.

Slide 13 - Question ouverte

5. Geef de vergelijking van de volledige verbranding van thiofeen.

Slide 14 - Question ouverte

6. Welk van de onderstaande zuren kan in het milieu uit de
verbrandingsproducten van thiofeen ontstaan?
A
salpeterzuur
B
waterstofchloride
C
waterstofperoxide
D
zwavelzuur

Slide 15 - Quiz

7.Welke gegevens ontbreken in de vergelijking van reactie 1?
A
2 H
B
2 H+
C
2 H2
D
4 H

Slide 16 - Quiz

8. Geef de rationele naam van H2S.

Slide 17 - Question ouverte

8. Bereken hoeveel kg zwavel maximaal kan ontstaan uit 15 kg thiofeen.

Slide 18 - Question ouverte

9. Van welke stof(fen) is de lijn in het diagram van Jan onjuist?
Neem onderstaande tabel
over en kies steeds uit 'juist'
of 'onjuist'.

Slide 19 - Question ouverte

10.Een stof die gebruikt wordt als stikstofbron is ammoniumnitraat.
Geef de formule van ammoniumnitraat.

Slide 20 - Question ouverte

11. 'Superfosfaat' is een kunstmest die de atoomsoort fosfor bevat.
Deze kunstmest bestaat onder andere uit Ca(H2PO4)2, dat is opgebouwd
uit calciumionen en diwaterstoffosfaationen.
Wat is de formule van het diwaterstoffosfaation?
A
H2PO4 -
B
H2PO4 2–
C
H2PO4 3–
D
H2PO4 4-

Slide 21 - Quiz

12. Wat is de notatie van de oplosbare zinkdeeltjes die in POKON®
UNIVERSEEL PLANTENVOEDSEL aanwezig zijn?
A
Sn (aq)
B
Sn2+ (aq)
C
Zn (aq)
D
Zn2+ (aq)

Slide 22 - Quiz

13. Bereken hoeveel gram kaliumionen aanwezig is in het flesje POKON®.
Gebruik hierbij ook de informatie op het etiket.

Slide 23 - Question ouverte

14.Welk deeltje reageert in reactie 1 als base?
A
H2O
B
K+
C
K2O
D
OH-

Slide 24 - Quiz

15.Wordt bij het optreden van reactie 1 de pH van de vloeistof hoger, lager of
blijft deze gelijk?
A
lager
B
gelijk
C
hoger

Slide 25 - Quiz

Huiswerk voor volgende examentraining

Examen afmaken

Slide 26 - Diapositive