Uiteenzetting Les 3: Onderwerp en hoofdgedachte

Nederlands
Schrijven: Uiteenzetting

timer
10:00
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Schrijven: Uiteenzetting

timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Wat verwacht ik van jullie?
- Tijdens de lessen zijn de telefoons in de tas. Anders  innemen.
- Steek je vinger op als je iets wilt zeggen, dan geef ik je de beurt.
- Overleggen met de persoon naast je mag, maar zorg dat je de mensen aan andere tafels niet stoort.



Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Weet je het nog?
Een tekst voor een uiteenzetting kan geschreven worden in verschillende tekststructuren:
  1. Verschijnsel-verklaringsstructuur
  2. Vraag-antwoordstructuur
  3. probleem-oplossingsstructuur
  4. vroeger-nu-toekomststructuur
  5. Voor- en nadelenstructuur

Slide 13 - Diapositive

1. Verschijnsel-verklaringsstructuur
Verklaringsstructuur. Hierbij geef je in de inleiding een verschijnsel. In het middenstuk geef je kenmerken, voorbeelden, oorzaken en effecten. In het slot geef je een samenvatting en een mogelijke toekomstverwachting.

Inleiding       Noemen verschijnsel

Kern               Kenmerken
                         Oorzaken
                         Gevolgen 

Slot                Samenvatting en verschijnsel in toekomst

Slide 14 - Diapositive

2. Vraag-antwoord structuur
Vraag-antwoord structuur. Hierbij geef je in de inleiding een vraag en in het middenstuk de antwoorden. In het slot geef je een conclusie of samenvatting.

Inleiding       Hoofdvraag stellen

Kern               Antwoord deelvraag 1
                         Antwoord deelvraag 2
                         Antwoord deelvraag 3

Slot                Samenvatting/conclusie + antwoord op hoofdvraag  
                        uit inleiding

Slide 15 - Diapositive

3. Probleem-oplossingsstructuur
Probleem-oplossing structuur. Hierbij geef je in de inleiding een probleem. In het middenstuk leg je vervolgens uit waarom dat een probleem is en geef je de oorzaken en gevolgen. In het slot geef je de oplossing.

Inleiding      Probleem introduceren

Kern              Waarom is het een probleem
                        Oorzaak
                        Gevolg

Slot                Mogelijke oplossingen

Slide 16 - Diapositive

4. Vroeger-nu-toekomst
Verleden, heden, toekomst structuur. Hierbij introduceer je het onderwerp in de inleiding. In het middenstuk noem je hoe het vroeger, nu en in de toekomst zal zijn. In het slot geef je de conclusie.

Inleiding     Onderwerp aankondigen

Kern              Vroeger
                       Nu
                       Toekomst
 
Slot               Conclusie

Slide 17 - Diapositive

5. Voor- en nadelen
Voor- en nadelenstructuur. Hierbij introduceer je het onderwerp in de inleiding. In het middenstuk noem je de kenmerken, de voordelen en de nadelen. In het slot geef je een samenvatting of conclusie.

Inleiding            Onderwerp aankondigen
Kern                     Kenmerken
                               Voordelen (positieve effecten, bijwerkingen enz.). -Blijf bij de feiten!
                               Nadelen (negatieve effecten, bijwerkingen enz.).

Slot
Conclusie of samenvatting

Slide 18 - Diapositive

Welke hoofdgedachte had jij opgenomen in het bouwplan (opdracht Gamegedrag onder jongeren)?

Slide 19 - Question ouverte

Een tussenkopje en het deelonderwerp zijn altijd hetzelfde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Een deelonderwerp mag uit maximaal 5 woorden bestaan. Net zoals het onderwerp van mijn tekst.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 21 - Quiz

In het bouwplan moet ik minimaal drie betrouwbare bronnen verwerken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Aan de slag!
Lees het voorbeeld (uiteenzetting over dopinggebruik) goed door (volgende slide) en maak slide 25 en 26.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Lien

Welke manieren gebruikt de schrijver in de inleiding om de lezer nieuwsgierig te maken naar de rest van de tekst?
A
Kort, grappig verhaaltje
B
Vragen stellen
C
Aanleiding voor het schrijven noemen
D
Onderwerp introduceren

Slide 25 - Quiz

Welke tekststructuur heeft de schrijver gebruikt?
A
Vroeger-nu
B
Probleem-oplossing
C
Voor- en nadelen
D
Verklaring-verschijnsel

Slide 26 - Quiz

Aan de slag!
Wat? Open jouw bouwplan van de vorige les.
Schrijf nu jouw uiteenzetting over gamen.
Tijd? Rest van de les.
Hoe? Voor jezelf.
Overleg? Zachtjes met klasgenoot naast je.

Slide 27 - Diapositive

Je hebt nu....
  • Inzicht in hoe de uiteenzetting eruit gaat zien....
  • Inzicht in de 4 fases van het schrijven....
  • Je weet weer wat een hoofdgedachte is...
  • Je hebt een begin gemaakt aan jouw uiteenzetting over gamen.


Dit is het einde van deze les!

Slide 28 - Diapositive

Volgende les
Boek mee uit de leeslijst.


Slide 29 - Diapositive