Les 2.3 Cellen

H2.3 CELLEN
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H2.3 CELLEN

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
Nakijken 2.2
Uitleg 2.3
Opdrachten maken
Leren onderzoeken
Quiz

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies

  • Je kunt de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies

Slide 3 - Diapositive

Cellen
Cellen zijn kleine bouwstenen van organismen.

Alles wat leeft bestaat uit cellen.
Er zijn veel verschillende cellen.

Slide 4 - Diapositive

Verschillende soorten cellen hebben een verschillende vorm omdat ze een verschillende functie hebben

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive


Cellen van dieren

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Dierlijke Cellen

Slide 9 - Diapositive

Cellen van planten

Slide 10 - Diapositive

Plantaardige cellen

Hebben extra celonderdelen:
  • Vacuole: blaasje gevuld met vocht, opslag van stoffen en stevigheid
  • Plastiden: korrels met speciale functie
    (bladgroenkorrels, kleurstofkorrels, zetmeelkorrels)
  • Celwand: laag om celmembraan, zorgt voor stevigheid. Is eigenlijk geen onderdeel van de cel maar tussencelstof!

Slide 11 - Diapositive

 Cellen van planten en dieren

Slide 12 - Diapositive

Bladgroenkorrels
In de bladgroenkorrels vindt fotosynthese plaats

Slide 13 - Diapositive

Plastiden
Plastide  = korrel
  • Bladgroenkorrels
  • Kleurstofkorrels
  • Zetmeelkorrels


Slide 14 - Diapositive

Plastiden in vruchten
  • Plastiden kunnen van het ene type overgaan in het andere type plastide.

Slide 15 - Diapositive

Celmembraan
Sommige stoffen kunnen er wel doorheen en andere niet.

 

Slide 16 - Diapositive

Aan het werk
Je maakt van 2.3

Opdracht 1 t/m 3
&
5 t/m 7

Slide 17 - Diapositive


Wat is waar?
A
Cel 1: Plantaardige cel Cel 2: Dierlijke cel
B
Cel 1: Bacterie cel Cel 2: Dierlijke cel
C
Cel 1: Dierlijke cel Cel 2: Plantaardige cel
D
Cel 1: Schimmel cel Cel 2: Plantaardige cel

Slide 18 - Quiz

Deze cel heeft een celkern en een celwand. Wat voor cel kan het zijn?
A
dierlijke cel
B
plantaardige cel
C
prokaryote cel
D
virus cel

Slide 19 - Quiz

Welke cel heeft cytoplasma?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden

Slide 20 - Quiz

Welke cel heeft bladgroenkorrels?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Schimmelcel

Slide 21 - Quiz

Wat heeft een plantencel wel
wat een dierlijke cel niet heeft?
A
celkern
B
cytoplasma
C
celmembraan
D
bladgroenkorrels

Slide 22 - Quiz

Hoe heet het vlies om een dierlijke cel heen?
A
cytoplasma
B
celmembraan
C
celwand
D
celorganel

Slide 23 - Quiz

Welke cellen hebben een celwand?
A
Dierlijke cellen
B
Plantaardige cellen

Slide 24 - Quiz

Celkern
Vacuole
Bladgroenkorrel
Cytoplasma
Celmembraan
Celwand

Slide 25 - Question de remorquage



Een grote vacuole bevindt zich in
A
een plantaardige cel
B
een dierlijke cel

Slide 26 - Quiz

Wat is waar?
A
Organen bestaan uit cellen
B
Cellen zijn weefsels
C
Cellen zijn organen
D
De longen zijn cellen

Slide 27 - Quiz

Welke cellen hebben organellen?
A
dierlijke cellen
B
plantaardige cellen
C
dierlijke en plantaardige cellen
D
geen van beide

Slide 28 - Quiz

Evaluatie Leerdoelen
  • Je kunt de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies

  • Je kunt de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo