1.3 lezen les 1 week 46 T2A

1.3 lezen les 1
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

1.3 lezen les 1

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je nog over leesvaardigheid?

Slide 2 - Carte mentale

Lesdoelen
       

         - ik weet hoe ik leesstrategieën moet toepassen
     -ik weet hoe ik tekstverbanden kan herkennen



Slide 3 - Diapositive

leestrategieën


Op welke manier ga ik een tekst lezen? Wat is wanneer handig?

Slide 4 - Diapositive

Je leest:
- titel
- eerst en laatste alinea
- lees de eerste zin van alle alinea's
- tussenkopjes
- vetgedrukte woorden
A
verkennend lezen
B
nauwkeurig lezen
C
zoekend lezen
D
studerend lezen

Slide 5 - Quiz

Je leest:
-Lees de tekst aandachtig, zin voor zin.
-Let op de informatie die inleiding en slot geven.
-Vraag je af wat het belangrijkste is wat over het onderwerp wordt gezegd.
-Stel de betekenis vast van belangrijke moeilijke woorden.
-Kijk wat het verband is tussen tekstdelen.
A
verkennend lezen
B
nauwkeurig lezen
C
zoekend lezen
D
studerend lezen

Slide 6 - Quiz



Welke leesstrategie kies je als je stukken tekst uit jouw hoofd moet leren?
A
verkennend lezen
B
nauwkeurig lezen
C
zoekend lezen
D
studerend lezen

Slide 7 - Quiz

Welke leesstrategie kies je als je de volgende vraag krijgt?


'Wat voor reden voor het stoppen met roken wordt er genoemd in alinea 3?'
A
verkennend lezen
B
nauwkeurig lezen
C
zoekend lezen
D
studerend lezen

Slide 8 - Quiz

Wat is een tekstverband?

Slide 9 - Carte mentale

Tekstverbanden
Verbanden tussen de woorden, zinnen en alinea’s van een tekst
= het heeft met elkaar te maken, maar op welke manier?
Voorbeeld  
opsommend verband = 

tekstverband dat twee of meer zaken in volgorde noemt = 

Onze familie houdt zowel van hockey als van hardlopen.

Slide 10 - Diapositive

Nog een voorbeeld =
tijdsvolgorde = 
tekstverband dat aangeeft in welke volgorde gebeurtenissen plaatsvinden.

= Op zondag gaan we altijd hockeyen, nadat we vijf kilometer hebben gerend.
(zie meer voorbeelden in jouw boek op blz. 23 - je kent er uiteindelijk 5  )

Slide 11 - Diapositive

Hoe noemen we de volgende woorden ook wel?
zowel, als en net?

Slide 12 - Question ouverte

Signaalwoorden
Signaalwoorden geven een bepaald verband aan tussen woorden, zinnen of alinea's. Ze helpen je ook om in een tekst het juiste  tekstverband te vinden

Bij de verschillende tekstverbanden horen verschillende signaalwoorden

Slide 13 - Diapositive

Even wat andere tekstverbanden voorbij laten komen!

Slide 14 - Diapositive

Walter fietst liever dan dat hij rent, hij gaat dus op zondag meestal fietsen.
A
tegenstellend verband
B
tijdsvolgorde
C
samenvattend verband
D
concluderend verband

Slide 15 - Quiz


Klassikaal opdracht 5 blz. 24 maken

Slide 16 - Diapositive

Noem twee dingen die je geleerd hebt deze les.

Slide 17 - Carte mentale

Benoem één vraag die je de volgende keer beantwoord wilt hebben.

Slide 18 - Carte mentale