28/3 bijvoeglijk naamwoord

Unité 3 
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Unité 3 

Slide 1 - Diapositive

  • le grammaire - bijv. nmw
  • les devoirs - lire et écrire
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met het bijvoeglijk naamwoord
  • heb ik geoefend met lezen en schrijven in het frans.


Slide 2 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Diapositive

VORM
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
grand
grande
meervoud
grands
grandes

Slide 4 - Diapositive

mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
-e
meervoud
-s
-es
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
petit
petite
meervoud
petits
petites
Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Diapositive

Révision 
Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud
grande
grandes
grand
grands

Slide 6 - Question de remorquage

GEEN - e of -s (blz 98)
Geen -e als de laatste letter al een -e is.
Un jeune garçon, une jeune fille
Wat wordt het meervoud?

Geen -s als de laatste letter een -s of  -x is
un garçon français, deux garçons français
un vieux teeshirt, trois vieux teeshirts

Slide 7 - Diapositive

De bijzondere vormen van het bijvoeglijk naamwoord (blz 98)
  • Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op -x dan eindigt de vrouwelijke vorm op -se 
  • heureux =heureuse 
  • jaloux =jalouse 
  • als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op -f dan eindigt de vrouwelijke vorm op -ve
  • sportif = sportive 
  • créatif = créative 

Slide 8 - Diapositive

Onregelmatige vormen
vieux - vieille
nouveau - nouvelle
beau - belle
bon - bonne
blanc - blanche
fou - folle
long - longue

Slide 9 - Diapositive

Welke beschrijving past bij dit plaatje?

A
il y a deux petits filles
B
il y a deux grandes filles
C
il y a deux petites filles
D
il y a deux grande filles

Slide 10 - Quiz

Welke kleur zijn de ogen ?

A
les yeux sont bleus
B
les yeux sont bleux
C
les yeux sont bleues
D
les yeux sont bleue

Slide 11 - Quiz

Welke beschrijving past bij dit plaatje?
A
ils sont très sportives
B
ils sont très sportif
C
Ils sont très sportive
D
ils sont très sportifs

Slide 12 - Quiz

Beschrijf dat plaatje !

A
c'est une vieux dame
B
c'est une vieilles dame
C
c'est une vieille dame
D
c'est une vieille dames

Slide 13 - Quiz

Au travail
maken 16c en 16d

Slide 14 - Diapositive

Les devoirs
pagina 107 en 108
 exercice 27, 29 en 30 

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo