Herhaling stevigheid en beweging

Wat zijn antagonisten, kies het beste antwoord.
A
Spieren die een tegengestelde beweging mogelijk maken
B
Spieren die jouw arm bewegen.
C
Spieren die altijd doorwerken
D
Spieren die verkrampen
1 / 28
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Wat zijn antagonisten, kies het beste antwoord.
A
Spieren die een tegengestelde beweging mogelijk maken
B
Spieren die jouw arm bewegen.
C
Spieren die altijd doorwerken
D
Spieren die verkrampen

Slide 1 - Quiz


Welke beweging is in de elleboog mogelijk als je het bot bij de pijl naar boven beweegt.
A
een draaiende beweging
B
buigende en strekkende beweging
C
een rolbeweging
D
er is geen beweging mogelijk

Slide 2 - Quiz

Bij een kraakbeen verbinding is (vul in) .... beweging mogelijk tussen de botten
A
Geen
B
een klein beetje
C
veel

Slide 3 - Quiz

Bij welk type gewricht is er beweging in meerdere richtingen mogelijk?
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht

Slide 4 - Quiz

Wat zijn de taken van het skelet?
A
stevigheid en vorm
B
stevigheid, vorm en bescherming
C
stevigheid, vorm, bescherming en beweging
D
stevigheid, vorm, bescherming, beweging en stilstaan

Slide 5 - Quiz

Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken.

.... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.
A
1: spieren 2: spieren
B
1: pezen 2: pezen
C
1: pezen 2: spieren
D
1: spieren 2: pezen

Slide 6 - Quiz

Hoe zitten de armen vast aan de schouder?
A
gewrichten
B
naden
C
kraakbeen
D
vergroeid

Slide 7 - Quiz

Op welke manier zit de schedel vast?
A
vergroeiing
B
kraakbeen
C
naadverbinding
D
gewricht

Slide 8 - Quiz

Je armen en benen bewegen door
A
Gewrichten
B
Kraakbeen
C
Naadverbinding
D
Vergroeiing

Slide 9 - Quiz

welke verbinding is het meest beweeglijk?
A
vergroeiing
B
naadverbinding
C
kraakbeenverbinding
D
gewricht

Slide 10 - Quiz

hoe zit je heup aan elkaar
A
naadverbinding
B
gewricht
C
vergroeid
D
kraakbeen

Slide 11 - Quiz

Hoe zitten de ribben aan het borstbeen vast?
A
gewricht
B
vergroeiing
C
naadverbinding
D
kraakbeen

Slide 12 - Quiz

Uit welke delen bestaat het skelet?
A
schedel en ledematen en armen
B
romp, ledematen en armen en benen
C
schedel,romp, ledematen
D
schedel,romp,ledematen en armen en benen

Slide 13 - Quiz

Wat zit er tussen de wervels?
A
kraakbeen
B
botten
C
niks

Slide 14 - Quiz

Hoe zitten de botjes van de vingers aan elkaar vast?
A
naden
B
kraakbeen
C
vergroeid
D
gewrichten

Slide 15 - Quiz

Hoe noem je de verbinding van het heiligbeen
A
naden
B
vergroeid
C
kraakbeen
D
gewrichten

Slide 16 - Quiz

Wat wordt er beschermd door onze borstkas
A
maag en nieren
B
hart en longen
C
hersenen
D
darmen en maag

Slide 17 - Quiz

Zonder kalk kan een bot makkelijk breken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Een baby heeft vergeleken met een bejaarde veel lijmstof.
A
Waar
B
Niet waar
C
Beetje waar
D
huh?

Slide 19 - Quiz

Sleep de nummers naar de juiste naam
Beenderen van het been
dijbeen
voetwortelbeen
scheenbeen
middenvoetsbeen
knieschijf
kuitbeen
1
2
3
4
5
6

Slide 20 - Question de remorquage

Hoe heet bot nr 9?, dit is het onderste nr aan de linkerkant.
A
Dijbeen
B
Kuitbeen
C
Scheenbeen
D
Knieschijf

Slide 21 - Quiz

Waar zitten pezen?
A
Tussen 2 gewrichten
B
Tussen botten en spieren
C
Tussen gewrichten en spieren
D
Tussen 2 spieren

Slide 22 - Quiz

Hoe heet bot nr 3?dit het tweede nr aan de rechterkant
A
Bovenarm
B
Opperarmbeen
C
Dijbeen
D
Opperarmbot

Slide 23 - Quiz

geef een voorbeeld van botten ( van verschillende zoogdieren) dat aangeeft dat alhoewel de vorm van de botten gelijk is de functie verschilt.

Slide 24 - Question ouverte

Bij welke groep zoogdieren hoort dit skelet?
A
teengangers
B
topgangers
C
zoolgangers
D
voetgangers

Slide 25 - Quiz

In de afbeelding is een stukje van de wervelkolom getekend. Waar bevindt zich botweefsel
A
op plek p
B
nergens
C
op plek q
D
op zowel p als q

Slide 26 - Quiz

Het skelet bestaat uit twee typen botten: platte beenderen en pijpbeenderen.
Met de proefopstelling hiernaast kun je een eigenschap van de platte beenderen en pijpbeenderen onderzoeken.
Welke onderzoeksvraag over de botten in je lichaam kun je met de opstelling onderzoeken?

A
Welke botten zijn dikker: platte beenderen of pijpbeenderen?
B
Waarom zitten er platte beenderen en pijpbeenderen in het lichaam?
C
Welke botten zijn sterker: platte beenderen of pijpbeenderen?
D
Zijn pijpbeenderen betere botten dan platte beenderen?

Slide 27 - Quiz

Welke functie hebben de kalkzouten in bot?
A
Zorgen voor stevigheid
B
Zorgen voor buigzaamheid
C
Zorgen voor de vorm
D
Zorgen voor beweging

Slide 28 - Quiz