herhaling t5

• Scheikunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Zet je spullen alvast klaar (laptop, inloggen science schrift, pen)

Week	Les 1	Les 2
48	-	Herhaling van thema 5
49	leerdoelen noteren	Oefentoets maken in de les
50	herhaling	oefentoets maken
51	laatste vragen	toets
52	vakantie	vakantie

Planning tot aan kerstvakantie:

Deze les:

Kort herhalen van thema 5 

Tijd over? --> bezig met onderzoek afmaken + inleveren (voor dinsdagmiddag) 

Keuze:

- Zelfstandig deze Lessonup doorwerken.

- Klassikaal deze Lessonup doorwerken.

Werk je zelfstandig dan is dit ook stil, je kunt geen vragen stellen

Leerdoelen

1. Je weet wat er met de grootheid kracht wordt bedoeld en wat kracht kan doen op een object.
   
2. Je kent het symbool van de grootheid kracht en je weet in welke eenheid deze gegeven wordt en wat hier de afkorting van is van deze eenheid.
   
3. Je weet dat een kracht altijd een aangrijpingspunt, een richting en een grootte heeft.
   
4. Je kunt deze drie eigenschappen van een kracht herkennen en zelf weergeven in een tekening.
   
5. Je kunt rekenen aan een krachttekening als er een schaal gegeven is (bijvoorbeeld 10 cm = 15 N) en ook een tekening maken als de kracht en de schaal gegeven is.

Een man duwt met een kracht van 100N tegen een karretje naar links. laat dit in een tekening zien. Schaal is 10N=1cm

leerdoel 

- Je weet wat de volgende soorten krachten zijn, wat het symbool van de kracht is, wat er zou gebeuren wanneer deze kracht er niet meer is en waar deze kracht zoal gevonden kan worden: 

Zwaartekracht, Normaalkracht, Magnetische of Lorentzkracht, Spankracht, Elektrostatische kracht, Middelpuntzoekende kracht, Spierkracht, Veerkracht, Wrijvingskracht.

welke kracht is er aanwezig bij het mannetje die het karretje duwt?
Welke kracht is er nog meer aanwezig (niet benoemd in vraag)?

Leerdoelen

• Je kent de eerste wet van Newton en kan deze in eigen woorden beschrijven en uitleggen aan een ander die deze wet niet kent.
  
• Je weet wat er bedoeld wordt met een nettokracht op een object.
  
• Je kunt in een tekening met verschillende krachten op één object beschrijven wat er met dit object zal gebeuren. Hierbij gebruik je de term nettokracht en de eerste wet van Newton op de juiste manier.
  
• Je kunt aan de hand van een (incomplete) tekening en informatie over het wel of niet bewegen van een object, de krachttekening verder afmaken en uitleggen waarom het zo moet zijn.
  Je kunt beschrijven wat er met de normaalkracht wordt bedoeld, waar deze door ontstaat en je kan dit in een simpele krachtentekening duidelijk maken.

Nettokracht 

• Je hebt pas verandering in beweging als er nettokracht wordt uitgeoefend.  
  
• Bij stilstaande voorwerpen (of met een contstante snelheid) is nettokracht 0
  

wat is de nettokracht? (vorige afbeelding)

Bekijk de afbeelding hiernaast.

Bereken de nettokracht op het plaatje

leerdoelen

• Je weet wat de definitie is van de grootheid massa en hoe het komt dat massa overal in het universum gelijk is.
• Je kunt de definitie van gewicht geven.

leg in je eigen woorden uit wat het verschil is tussen massa en gewicht.

Hoe reken je van
massa --> gewicht?

Berekeningen en afronden

1. Schrijf de gegevens op (met juiste eenheden)
   
2. Noteer de formule (verplicht!)  
3. Vul de formule in en reken
   
4. Noteer het antwoord (met eenheid) en geef antwoord op de vraag
   

Tussen-antwoorden 3 decimalen 

Eindantwoord 1 decimaal(tenzij anders genoemd)

massa en gewicht 

1 kg = 9,81 N

Hier staat eigenlijk dat 1 kg aan massa een kracht ondervindt van 9,81 newton. (dat drukt je op de aarde, je ondervindt zwaartekracht)

Massa * zwaartekracht = gewicht

 Massa * 9,81 = gewicht

Mijn zoontje heeft een massa van 14 kg, Hoe groot is de normaalkracht op de grond? (schrijf de berekening juist op)

normaalkracht

Wat is normaalkracht ook al weer? 

normaalkracht

Derde wet van Newton

Als voorwerp A een kracht uitoefent op voorwerp B, dan oefent voorwerp B een even grote, maar tegengesteld gerichte kracht uit op voorwerp A.

Op de maan is de zwaartekracht minder dan op aarde, wat gebeurt er met de normaalkracht van mijn zoontje?

1. De massa blijft gelijk, dus normaalkracht ook
2. de zwaartekracht wordt anders, de normaalkracht heeft daar niets mee te maken
3. Omdat de zwaartekracht kleiner wordt, wordt de normaalkracht ook kleiner
4. Omdat de zwaartekracht kleiner wordt, wordt de normaalkracht juist groter.

leerdoelen

• Je weet wat een dynamometer meet en je kunt de werking er van uitleggen, eventueel aan de hand van een tekening.
• Je kent het symbool van de veerconstante en je weet in welke eenheid deze gegeven wordt en wat hier de afkorting van is van deze eenheid.
• Je kent wet van Hooke en kan deze toepassen in vraagstukken.

wet van Hooke

Wet van Hooke:

Grootheid	Eenheid	Symbool
Veerkracht
	N/m
		L

Δ

m

F_veer

N

Veerconstante

k

verschil in lengte

rekening houden met...

Vaak zie je in de vraagstelling staat:

Er hangt een massa van 150 gram aan.  --> omrekenen naar Fveer (Fveer = Fgewicht) 

2 formules die je nodig hebt:

Formule zwaartekracht berekenen

Formule: wet van Hooke

F  = kracht

m = massa in kg

g  = zwaartekrachtsterkte in N/kg = 9.81 op aarde

F_veer

k   x     L

Δ

F_veer = Veerkracht

k = veerconstante

Delta L = verschil in lengte

Pim heeft een veer met een veerconstante van 1,45 N/cm en je hebt er een massa van 0,3 kg aan hangen. 

Wat is de uitrekking?  

Tip:

--> noteer eerst de grootheden

--> reken eerst 0,3 kg om naar Fgewicht (fveer)

Pim heeft een veer met een veerconstante van 1,45 N/cm en je hebt er een massa van 0,3 kg aan hangen.
Wat is Fgewicht/Fveer?

1. 2,943 N
2. 3N
3. 0,3 N
4. 0,0306 N

Druk 

- Je kunt in eigen woorden analyses maken die te maken hebben met druk (niet luchtdruk).

- Je kent de algemene formule voor druk (niet luchtdruk) en weet de betekenis van de gebruikte grootheden en kent de bijbehoorende eenheden.

- Je kunt aan objecten en situaties berekeningen uitvoeren met betrekking tot druk (niet luchdruk).

Je kunt een situatie krijgen waarin je moet voorspellen waar meer druk aanwezig is. 

Waarom doet het geen pijn als je over een spijkermat loopt, terwijl 1 spijker wel pijn doet.

formule gebruiken en toepassen 

LET OP! hierbij ook massa omrekenen naar gewicht 

een persoon heeft een massa van 50 kg. Hij heeft een voetoppervlak van 0,1 m2. Wat is de druk?