Adjectif possessif (bezittelijk voornaamwoord)

Regel (1)
De vorm van het bezittelijk voornaamwoord past zich in het Nederlands aan op de bezitter. Het maakt uit of de bezitter mannelijk of vrouwelijk is.
Het is zijn fiets. Nee, dat is haar fiets. 

In het Frans past het bezittelijk voornaamwoord zich aan aan het bezit. Of de fiets nou van hem of haar is maakt niet uit. Het gaat erom of de fiets mannelijk of vrouwelijk is. 
Het woord fiets in het Frans is mannelijk. Je zegt dus:
C'est mon vélo.
C'est ton vélo. 
C'est son vélo. 
Ieder woord is mannelijk of vrouwelijk. Je kunt dit zien aan het lidwoord. 
In het Frans kennen we de mannelijke lidwoorden le / un en de vrouwelijke lidwoorden la / une
Er zijn ook lidwoorden die meervoud aangeven: les / des
Deze lidwoorden staan in de woordenlijst altijd voor het woord. 
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Regel (1)
De vorm van het bezittelijk voornaamwoord past zich in het Nederlands aan op de bezitter. Het maakt uit of de bezitter mannelijk of vrouwelijk is.
Het is zijn fiets. Nee, dat is haar fiets. 

In het Frans past het bezittelijk voornaamwoord zich aan aan het bezit. Of de fiets nou van hem of haar is maakt niet uit. Het gaat erom of de fiets mannelijk of vrouwelijk is. 
Het woord fiets in het Frans is mannelijk. Je zegt dus:
C'est mon vélo.
C'est ton vélo. 
C'est son vélo. 
Ieder woord is mannelijk of vrouwelijk. Je kunt dit zien aan het lidwoord. 
In het Frans kennen we de mannelijke lidwoorden le / un en de vrouwelijke lidwoorden la / une
Er zijn ook lidwoorden die meervoud aangeven: les / des
Deze lidwoorden staan in de woordenlijst altijd voor het woord. 

Slide 1 - Diapositive

L'adjectif possessif
Het bezittelijk voornaamwoord in het Frans

Slide 2 - Diapositive

Les buts: 
Na het voltooien van deze LessonUp: 
  • Weet je welke vormen van het bezittelijk voornaamwoord er zijn.
  • Weet je hoe je het bezittelijk voornaamwoord kunt toepassen in een franse zin. 

Dia's met een            teken staan vol met belangrijke informatie. Maak van deze dia's je aantekeningen.

Slide 3 - Diapositive

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
Een bezittelijk voornaamwoord gebruiken we om aan te geven van wie iets is. Het kan dus aangeven dat het jouw fiets is, maar ook dat het hun broer is. Ook personen zijn, volgens de grammatica, bezit. 
In het Nederlands kennen we de bezittelijke voornaamwoorden mijn, jouw, zijn, haar, onze, jullie, uw, hun

Slide 4 - Diapositive

Welke bezittelijke voornaamwoorden zijn er in het Frans?
Mijn
Jouw
Zijn/haar
Onze
Jullie/uw
Hun
Mnl
mon
ton
son
notre
votre
leur
Vrl
ma
ta
sa
notre
votre
leur
MV
mes
tes
ses
nos
vos
leurs
MNL: mannelijk enkelvoud
VRL: vrouwelijk enkelvoud
MV: meervoud
MNL: mannelijk enkelvoud
VRL: vrouwelijk enkelvoud
MV: meervoud
MNL: mannelijk enkelvoud
VRL: vrouwelijk enkelvoud
MV: meervoud

Slide 5 - Diapositive

Wat is het bezit in deze zin:
Mijn broer is erg slim?
A
Mijn
B
broer
C
erg
D
slim

Slide 6 - Quiz

Regel (2): stappenplan
Dit stappenplan kun je gebruiken om te oefenen. Bij iedere stap ontdek je foute antwoorden. Uiteindelijk kom je bij het goede antwoord uit. 
  1. Van wie is het bezit? (mijn, jouw, zijn/haar, onze, jullie/uw, hun). 
  2. Is het bezit meervoud of enkelvoud? Als het bezit meervoud is, heb je je antwoord gevonden. Is het bezit enkelvoud? Dan ga je door naar stap 3.
  3. Is het bezit mannelijk of vrouwelijk? Bij vrouwelijk ga je door naar stap 4.
  4. Begint het bezit met een klinker       of h? Zo ja, dan gebruik je de mannelijke vorm.
De klinkers zijn:
e,a,o,i,u

Slide 7 - Diapositive

Je m'appelle Jacques. 
C'est ma petite soeur. Elle s'appelle Norah. 
C'est ma mère. Elle s'appelle Jeanine. 
C'est mon frère. Il s'appelle Mees. 
C'est mon père. Il s'appelle Jonathan. 
C'est mon ami. Il a douze ans, comme moi. Il s'appelle Fritz. 
Jacques présente sa famille.

Slide 8 - Diapositive

Bonjour! Moi, c'est Carmen!
Voici ma voiture. Elle est rouge.
Voilà mon appartement. C'est au deuxième étage.
Fifi est mon chien. Il est rose.
Le tennis est mon sport favori.
Et voilà mon patron. Il est très sévère.

Slide 9 - Diapositive

Hieronder zie je woorden staan. Koppel het juiste bezittelijke voornaamwoord aan het bezit.
La voiture (de auto)
Un stylo (een pen)
Deux chaussures (schoenen)
Mon
Ton
Son
Notre
Votre
Leur
Ma
Ta
Sa
Notre
Votre
Leur
Mes
Tes
Ses
Nos
Vos
Leurs

Slide 10 - Question de remorquage

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord.
C'est le château de Saint Nicolas. C'est ... château.
A
leur
B
son
C
mon
D
ma

Slide 11 - Quiz

Oefenen?
Leer de bezittelijk voornaamwoorden uit je hoofd.

Maak ook de opdrachten uit je (werk)boek en kijk ze na!

Slide 12 - Diapositive