Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Herhaling
Hoofdstuk 4
Slide 1 - Diapositive
Welke tekstverband staat in onderstaande tekst?
Als je wilt slagen voor je examen, dan zul je er wel wat voor moeten doen.
A
oorzaak-gevolg
B
voorbeeld
C
voorwaarde
D
tegenstelling
Slide 2 - Quiz
Welke tekstverband staat in onderstaande tekst?
Cathy is gezakt voor haar examen Nederlands. Het afgelopen jaar heeft ze niet veel gedaan voor dit vak, daardoor is het tijdens haar examen niet gelukt om een voldoende te halen.
A
oorzaak-gevolg
B
voorbeeld
C
voorwaarde
D
tegenstelling
Slide 3 - Quiz
Welke tekstverband staat in onderstaande tekst?
Jip dacht dat hij niet hoefde te leren voor zijn examen, maar dat was helaas niet het geval.
A
oorzaak-gevolg
B
voorbeeld
C
voorwaarde
D
tegenstelling
Slide 4 - Quiz
Welke tekstverband staat in onderstaande tekst?
Anna heeft een 7 op Wiskunde, een 8 op Engels en een 5 op Biologie.
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tijdsvolgorde
D
tegenstelling
Slide 5 - Quiz
Welke tekstverband staat in onderstaande tekst?
Eerst is het examen Wiskunde. Daarna begint Engels. Op woensdag en donderdag zijn er geen examens.
A
opsomming
B
doel-middel
C
tijdsvolgorde
D
tegenstelling
Slide 6 - Quiz
Sleep de signaalwoorden naar de juiste box
Doel-Middel
Voorwaarde
Tegenstelling
maar
indien
echter
waarmee
om te
als .. dan
als .. dan
zodat
Slide 7 - Question de remorquage
Sleep de signaalwoorden naar het juiste tekstverband. Het is niet gelijk verdeeld.
Tegenstelling
Voorbeeld
Opsomming
echter
zo
maar
denk aan
zoals
ook
onder andere
hoewel
Slide 8 - Question de remorquage
Wat is de juiste meervoudsvorm
accu
A
accuus
B
accu's
C
accus
Slide 9 - Quiz
Wat is de juiste meervoudsvorm
cadeau
A
cadeaus
B
cadeau's
Slide 10 - Quiz
Wat is de juiste meervoudsvorm
taxi
A
taxi's
B
taxies
C
taxis
Slide 11 - Quiz
Wat is de juiste meervoudsvorm
ski
A
skies
B
ski's
C
skis
Slide 12 - Quiz
Wat is de juiste meervoudsvorm
pony
A
ponies
B
pony's
C
ponys
Slide 13 - Quiz
Wat is de juiste meervoudsvorm
café
A
cafees
B
café's
C
cafés
Slide 14 - Quiz
Wat is de juiste meervoudsvorm
melodie
A
melodies
B
melodieën
C
melodie's
Slide 15 - Quiz
Kies het juiste woord.
Er is iets ergs ....
A
gebeurt
B
gebeurd
Slide 16 - Quiz
Kies het juiste woord.
Ik heb een boek bij de winkel....
A
besteld
B
bestelt
Slide 17 - Quiz
Kies het juiste woord.
Hij .... nog steeds in Sinterklaas.
A
geloofd
B
gelooft
Slide 18 - Quiz
Kies het juiste woord.
Het vliegtuig ..... op de Polderbaan.
A
landt
B
land
Slide 19 - Quiz
Kies het juiste woord.
Hij heeft de ....... telefoontjes in de database opgeslagen.