Cette leçon contient 55 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Dinsdag 24 november - H2c
10 minuten stillezen
Huiswerkcontrole
Begrijpend lezen: terugblik
Alinea-opbouw, hoofd- en bijzaken
Aan de slag!
10 minuten stillezen
Aan de slag!
timer
10:00
Slide 1 - Diapositive
Vorige les heb je...
...de begrippen van Begrijpend Lezen jaar 1 herhaald.
...een tekst al modellend met je docent besproken.
Slide 2 - Diapositive
Deze les ga je...
...leren hoe een alinea is opgebouwd.
...oefenen met het verschil tussen hoofd- en bijzaken.
Slide 3 - Diapositive
Herhaling belangrijke begrippen jaar 1
Onderwerp, en deelonderwerp
Hoofdgedachte
Kernzin
Opbouw tekst: inleiding, middenstuk, slot
Opbouw alinea: kernzin + voorbeeld/toelichting
Tekstdoel, tekstsoort
Inleiding: vraag stellen, onderwerp aankondigen, aanleiding voor het schrijven noemen, een anekdote vertellen
Slot: conclusie, advies, samenvatting
Citeren
Bronvermelding
Slide 4 - Diapositive
Tekstdoel
Tekstsoort
informeren
uiteenzetting
opiniëren
beschouwing
overtuigen
betoog
activeren
bijv. reclametekst, folder, poster
amuseren
bijv. gedicht, strip, jeugdboek
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Hoofd- en bijzaken
Hoofdzaken: belangrijkste informatie (kernzinnen)
Bijzaken: minder belangrijk (voorbeelden, toelichting, extra informatie)
Slide 7 - Diapositive
Hoofdzaken?
Bijzaken?
Slide 8 - Diapositive
Wat zijn hoofdzaken?
A
de hoofdgedachte en de kernzin samen
B
Wat in een tekst belangrijk is
C
de inleiding
D
de alinea's
Slide 9 - Quiz
"Over de hele wereld werken kinderen thuis aan school. Ook in Peru, in Zuid-Amerika. Maar daar moeten de kinderen wel wat meer moeite doen voor hun lesstof. Iedere dag moeten kinderen uit een dorp een berg beklimmen voor hun huiswerk. Aan de grond is namelijk geen internet."
Wat is de hoofdzaak?
A
Ook in Peru, in Zuid-Amerika.
B
Aan de grond is namelijk geen internet.
C
Maar daar moeten de kinderen wel wat meer moeite doen voor hun lesstof.
D
Iedere dag moeten kinderen uit een dorp een berg beklimmen voor hun huiswerk.
Slide 10 - Quiz
"Over de hele wereld werken kinderen thuis aan school. Ook in Peru, in Zuid-Amerika. Maar daar moeten de kinderen wel wat meer moeite doen voor hun lesstof. Iedere dag moeten kinderen uit een dorp een berg beklimmen voor hun huiswerk. Aan de grond is namelijk geen internet."
Wat is de kernzin?
A
Ook in Peru, in Zuid-Amerika.
B
Aan de grond is namelijk geen internet.
C
Maar daar moeten de kinderen wel wat meer moeite doen voor hun lesstof.
D
Iedere dag moeten kinderen uit een dorp een berg beklimmen voor hun huiswerk.
Slide 11 - Quiz
"Over de hele wereld werken kinderen thuis aan school. Ook in Peru, in Zuid-Amerika. Maar daar moeten de kinderen wel wat meer moeite doen voor hun lesstof. Iedere dag moeten kinderen uit een dorp een berg beklimmen voor hun huiswerk. Aan de grond is namelijk geen internet."
Is de rest van de alinea voorbeeld of toelichting?
A
Voorbeeld
B
Toelichting
Slide 12 - Quiz
Wat is de hoofdzaak? De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag. Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.
___________________
A
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag.
B
Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.
Slide 13 - Quiz
Wat is de hoofdzaak? Alle leerlingen van de brugklas hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen. De leerlingen moesten op de fiets naar het bos. In het bos werden ze in groepen ingedeeld.
________________
A
Alle leerlingen van de brugklas hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
B
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
C
In het bos werden ze in groepen ingedeeld.
Slide 14 - Quiz
Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken
Slide 15 - Quiz
Aan de slag!
Ga naar LessonUp wk 48: les 1+2 Maak de vragen op de volgende slides (16 t/m 19).
Deze vragen komen uit opdracht 4 (blz. 40) van Op Niveau.
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Lees tekst 8 grondig. Schrijf op waarnaar de volgende woorden verwijzen. Schrijf ook het regelnummer op. a Dat (regel 6) b Dat (regel 9) c Het (regel 9)
Slide 18 - Question ouverte
Wat is het deelonderwerp van alinea 3?
A
ziekenhuis
B
crowdfunding
C
ziekenhuis opknappen via crowdfunding
D
20 miljoen euro
Slide 19 - Quiz
Wat is de hoofdgedachte van deze tekst? (Let op: de hoofdgedachte noteer je in een hele zin!)
Slide 20 - Question ouverte
Aan de slag!
Ga naar LessonUp wk 48: les 1+2 Maak de vragen op de volgende slides (21 t/m 36). Deze vragen komen uit opdracht 2 (blz. 87-88) van Op Niveau.
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Lees tekst 3. Welke manier gebruikt de schrijver om de tekst in te leiden?
A
onderwerp aankondigen
B
een of meerdere vragen stellen
C
anekdote
D
aanleiding voor het schrijven noemen
Slide 24 - Quiz
Schrijf van de volgende zin op of deze tot de hoofdzaak of bijzaak behoort.
De tandarts, die allerlei buitenaardse codes aan zijn assistente doorgeeft en dingen in mijn mond stopt en er weer uithaalt zonder het te zeggen, werkt me op de zenuwen.
A
hoofdzaak
B
bijzaak
Slide 25 - Quiz
Schrijf van de volgende zin op of deze tot de hoofdzaak of bijzaak behoort.
Na een paar minuten legt hij uit wat ik allemaal moet doen om te voorkomen dat ik nog meer gaatjes krijg.
A
hoofdzaak
B
bijzaak
Slide 26 - Quiz
Schrijf van de volgende zin op of deze tot de hoofdzaak of bijzaak behoort.
Ook moet ik elke dag twee keer heel uitvoerig poetsen en tweemaal per dag mijn hele gebit laten bloeden met tandenstokers.
A
hoofdzaak
B
bijzaak
Slide 27 - Quiz
Schrijf van de volgende zin op of deze tot de hoofdzaak of bijzaak behoort.
Dat moet toch alleen bij een diëtist, of ben ik nou gek?
A
hoofdzaak
B
bijzaak
Slide 28 - Quiz
Schrijf van de volgende zin op of deze tot de hoofdzaak of bijzaak behoort.
'Ja, vanwege de zuuraanvallen', zegt ze.
A
hoofdzaak
B
bijzaak
Slide 29 - Quiz
Wat is de kernzin(nen) van alinea 2?
(In welke zin staat dus de hoofdzaak?)
A
De alinea heeft twee kernzinnen.
B
De kernzin staat aan het begin van de alinea.
C
De alinea bevat geen kernzin.
D
De kernzin staat in de tweede zin van de alinea.
Slide 30 - Quiz
Wat is de kernzin(nen) van alinea 3?
(In welke zin staat dus de hoofdzaak?)
A
De alinea heeft twee kernzinnen.
B
De kernzin staat aan het begin van de alinea.
C
De alinea bevat geen kernzin.
D
De kernzin staat in de tweede zin van de alinea.
Slide 31 - Quiz
Wat is de kernzin(nen) van alinea 4?
(In welke zin staat dus de hoofdzaak?)
A
De alinea heeft twee kernzinnen.
B
De kernzin staat aan het begin van de alinea.
C
De alinea bevat geen kernzin.
D
De kernzin staat in de tweede zin van de alinea.
Slide 32 - Quiz
Wat is de kernzin(nen) van alinea 5?
(In welke zin staat dus de hoofdzaak?)
A
De alinea heeft twee kernzinnen.
B
De kernzin staat aan het begin van de alinea.
C
De alinea bevat geen kernzin.
D
De kernzin staat in het midden van de alinea.
Slide 33 - Quiz
Schrijf de hoofdzaken van de tekst op. (Let op de kernzinnen van de vorige vragen!)
Slide 34 - Question ouverte
Is de titel letterlijk of figuurlijk bedoeld?
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 35 - Quiz
Op welke manier sluit de schrijver de tekst af?
A
conclusie
B
samenvatting
C
advies
D
geen van deze antwoorden
Slide 36 - Quiz
Wat is de hoofdgedachte van tekst 3?
A
Als ik alle adviezen uitvoer, heb ik nog geen garantie dat ik over twintig jaar geen kunstgebit krijg.
B
Vanwege zuuraanvallen adviseert de assistente minder frisdrank en meer water te drinken.
C
Tijdens een vervelend tandartsbezoek krijg ik adviezen van de tandarts die ik moet opvolgen om meer gaatjes te voorkomen.
Slide 37 - Quiz
Aan de slag!
Ga naar LessonUp wk 48: les 1+2 Maak de vragen op de volgende slides (38 t/m 42). Deze vragen komen uit opdracht 3 (blz. 89) van Op Niveau.
Slide 38 - Diapositive
Slide 39 - Diapositive
Lees tekst 4 globaal. Wat zijn de 4 hoofdzaken? (Zoek dus naar de kernzinnen)
Slide 40 - Question ouverte
Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
Het meeste zand in Nederland heeft nooit geleerd, maar er zijn genoeg soorten zand die dat wel ooit deden.
B
Zandsoorten als koraalzand, kalksteen en sterrenzand bestaan uit materiaal dat vroeger leefde.
C
Kalksteen, koraalzand en sterrenzand.
D
Een van de spectaculairste soorten zand is sterrenzand.
Slide 41 - Quiz
Wat is het tekstdeel?
A
opiniëren, mening vormen
B
amuseren
C
overtuigen
D
informeren
Slide 42 - Quiz
Voor welk publiek is deze tekst geschikt?
A
breed, algemeen publiek
B
kleiner, gespecialiseerd publiek
C
kleine groep of enkele personen
Slide 43 - Quiz
Aan de slag!
Ga naar LessonUp wk 48: les 1+2 Maak de vragen op de volgende slides (43 t/m 48). Deze vragen komen uit opdracht 4 (blz. 90) van Op Niveau.
Slide 44 - Diapositive
Slide 45 - Diapositive
Lees tekst 5 grondig. Schrijf op waarnaar de volgende woorden verwijzen. Schrijf ook het regelnummer op. a Daarvan (regel 6) b die (regel 7) c ze (regel 11)
Slide 46 - Question ouverte
Wat is de hoofdzaak van alinea 3 (r. 12-17)?
A
Zand wordt in Nederland gebruikt voor bouwpercelen, wegen, nieuwbouw, kustversterking en betonproductie.
B
Het gebouw De Rotterdam bijvoorbeeld, op de
15 Rotterdamse Kop van Zuid, is gemaakt van zo'n 90.000 kubieke meter zand en grind, de grondstoffen van beton.
C
Per Nederlander gebruiken we zo'n 6500 kilo zand en grind per jaar.
D
Verder slokken de kustversterking en betonproductie heel wat op.
Slide 47 - Quiz
Wat is de hoofdgedachte van tekst 5?
A
Verschillende soorten zand
B
Voor verschillende bouwwerken gebruiken de makers verschillende soorten zand.
C
Bouwen lukt niet zonder zand en sommige korrels zijn beter dan andere.
D
Gotische kathedralen, een ranke Big Ben en mannetjes die een delicate snor en baard hebben.
Slide 48 - Quiz
Op welke manier sluit de schrijver de tekst af?
A
conclusie
B
samenvatting
C
advies
Slide 49 - Quiz
Aan de slag!
Ga naar LessonUp wk 48: les 1+2 Maak de vragen op de volgende slides (49 t/m 54). Deze vragen komen uit opdracht 5 (blz. 90) van Op Niveau.
Slide 50 - Diapositive
Slide 51 - Diapositive
Noteer de hoofdzaken van tekst 6. (Let dus op de kernzinnen!)
Slide 52 - Question ouverte
Waarom behoren de overige zinnen tot de bijzaken?
A
De andere zinnen geven uitleg.
B
De andere zinnen geven toelichting.
C
De andere zinnen geven voorbeelden.
Slide 53 - Quiz
Lesdoel behaald? Ik weet hoe een alinea opgebouwd kan zijn.