vwo 3 3.5 spelling hoofdletters, voltooid en tegenwoordig deelwoord

Doel van de les

- voltooid en tegenwoordig deelwoord

- hoofdletters

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Doel van de les

- voltooid en tegenwoordig deelwoord

- hoofdletters

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het voltooid deelwoord



Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer gebruik je een voltooid deelwoord?

Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord. Voltooid betekent dat iets is afgerond.



Voorbeeld:
Het regent → Het is nu aan het regenen.
Het heeft geregend →  De regen is voorbij, het is nu droog.

Slide 3 - Diapositive

Klinkercombinaties met -r (eer/oor/eur
Hoe ziet een voltooid deelwoord eruit?

  • Het heeft altijd een ander werkwoord erbij
    (hebben, zijn of worden).
  • Begint bijna altijd met ge-.

Voorbeelden:
Ik ben gebleven, ik heb gehuild, ik word gezocht

Slide 4 - Diapositive

Klinkercombinaties met -r (eer/oor/eur
Let op
Soms begint een werkwoord al met be-, ver-, ont-, of her-. Deze krijgt dan géén ge- aan het begin van het voltooid deelwoord.

Voorbeelden: betaald, verteld, ontvoerd, hersteld.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De uitgang bepalen
- gezaagd
- bezocht
- ontvangen


Hoe weet je op welke letters een voltooid deelwoord eindigt?

Slide 6 - Diapositive

Klinkercombinaties met -r (eer/oor/eur
Weet je nog?
Zwakke werkwoorden
blijven in een andere tijd hetzelfde klinken.

Sterke werkwoorden 
heben de kracht om in de verleden tijd van klank te veranderen.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De uitgang bepalen
  • Een voltooid deelwoord eindigt meestal op -en bij de sterke werkwoorden.
  • Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een -t of -d bij de zwakke werkwoorden.



Slide 8 - Diapositive

Klinkercombinaties met -r (eer/oor/eur
Voorbeelden 
Sterk
lopen - liep - gelopen
slapen - sliep - geslapen

Zwak
koken - kookte - gekookt
tekenen - tekende - getekend

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

-t of -d?

Gebruik de verlengproef:
Maakt het voltooid deelwoord langer met -e. Je hoort dan of je een -t of een -d moet schrijven.

Regel
Leer de regels uit je hoofd.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld
Hij heeft zijn geld eerlijk ... verdient of verdiend?

Langer maken met -e: verdiende

Je hoort een -d, dus je schrijft VERDIEND

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


                            
Twijfel je?
Als de laatste letter van de stam voorkomt in
't
kofschip X, schrijf je een -t. Zo niet, dan schrijf je een -d.
Regel
Leer de regels uit je hoofd.

Slide 12 - Diapositive

Deze regel is bij de verleden tijd al aan bod geweest.

Slide 13 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe spel je het tegenwoordig deelwoord?
A
persoonsvorm + d
B
infinitief + d
C
voltooid deelwoord + d
D
werkwoordelijk gezegde + d

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

(rennen)
Hij kwam ................ de school binnen.

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

(smakken)
De kat at .................. het bakje voer leeg.

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Met of zonder hoofdletter?
A
vmbo
B
VMBO

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Met of zonder hoofdletters?
A
havo
B
HAVO

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Met of zonder hoofdletter?
A
Pasen
B
pasen

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord heeft géén hoofdletter?
A
Maastricht
B
Juli
C
Tim
D
Pasen

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Met of zonder hoofdletter?
A
de volkskrant
B
de Volkskrant

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord heeft geen hoofdletter?
A
Engels
B
Amsterdamse
C
Noorden
D
Peugeot

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Met of zonder hoofdletter?
A
koningin maxima
B
Koningin maxima
C
Koningin Maxima
D
koningin Maxima

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

alle schoolvakken schrijf je met een hoofdletter
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

maanden en dagen schrijf je met hoofdletter
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dit woord schrijf je met een hoofdletter:
A
Winter
B
Mei
C
het IJ
D
Oost

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
zeeland
B
blauw
C
computer
D
zonnebloem

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van feestdagen
B
Namen van jaargetijden
C
Namen van personen
D
Namen van bedrijven

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woorden moeten met een hoofdletter?

Elke zondag laat mevrouw de jong haar hond uit.
A
zondag, jong
B
zondag, de, jong
C
de, jong
D
jong

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Welk woord is niet correct gespeld?
Uitleg
In een aanhef schrijf je de eerste verwijzing naar een naam altijd met een hoofdletter. Het is dus meneer Van Dalen, Jan van Dalen of meneer J. van Dalen. 
A
mevrouw van Zaalen
B
Katya van Zaalen
C
docente Van Zaalen
D
K.L. van Zaalen

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Welk woord is niet correct gespeld?
Uitleg
Namen van landen, steden, rivieren en gebergtes schrijf je altijd met een hoofdletter. Datzelfde geldt voor delen of de inwoners van die landen of steden. De windstreken schrijf je met een kleine letter, dus het noorden, zuiden, oosten en westen. 
A
Noord-Holland
B
Noorden
C
Noren
D
Noorwegen

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions