Steden en dorpen

Steden en dorpen
Verstedelijking in Nederland
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Steden en dorpen
Verstedelijking in Nederland

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
Nieuwe hoofdstuk: Dorpen en Steden

Slide 2 - Diapositive

Wat is een stad?

Slide 3 - Carte mentale

Wat zijn functies van een stad?

Slide 4 - Carte mentale

Paragraaf 2: Verstedelijking in Nederland
De stad 
  • Minimaal 50.000 inwoners
  • Mensen wonen dicht bij elkaar 
  • Veel stedelijke functies:
  1.     Groot aanbod aan huizen
  2.     Veel soorten werk
  3.     vervoer naar andere delen van Nederland of het buitenland
  4.     Veel voorzieningen

Slide 5 - Diapositive

Begin van de moderne stad
Vanaf 1850:
  • Uitvinding van allerlei machines
  • Mensen op het platteland raakten hun baan kwijt en trokken naar de stad
  • Er was werk in fabrieken aan de rand van de stad
  • Steden begonnen te groeien: verstedelijking

Slide 6 - Diapositive

De stad groeit
Verstedelijking = urbanisatie
  • Trek van het platteland naar de stad
  • De stad groeit

Na Tweede Wereldoorlog: snelle groei van de steden
  • Nieuwe wijken voor jonge gezinnen
  • Rijtjeshuizen, flats
  • Minder mooi en van minder goede kwaliteit

Slide 7 - Diapositive

Weg uit de stad
Vanaf 1960:
  • Welvaart steeg:
    - Meer mensen kochten een auto
    - Meer wegen werden aangelegd
  • Suburbanisatie: mensen verhuisden
    naar een groter huis buiten de stad
    - Forensen: reizen van huis naar werk
      en weer terug
    - Vooral gezinnen met jonge kinderen
      en hogere inkomens
  • Oude wijken raakten in verval

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Carte

Slide 10 - Vidéo

Terug naar de stad
Vanaf 1970:
  • Nieuwe woonwijken
    - aan de rand van de stad
    - groen, speeltuinen, parkeerruimte
    - vooral gezinnen
  • Hoge bevolkingsdichtheid
    in de stad
  • Oude wijken en gebouwen
    worden opgeknapt

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

De middeleeuwse stad
Voor het jaar 1000:
  • Nauwelijks steden
  • Bijna iedereen leefde op het platteland

Na het jaar 1000:
Steden aan handelsroutes
  •     nog weinig inwoners
  •     na stadsrechten:
       - stadsmuur bouwen
       - markten houden

Slide 13 - Diapositive

Stad raakt in verval
  • Suburbanisatie
    - gezinnen met hoge inkomens
  • Nieuwe bewoners
    - ouderen
    - lager opgeleiden
    - werklozen
● Verpaupering
    - wijken gingen achteruit
  • Bedrijven van binnenstad naar rand van de stad

Slide 14 - Diapositive

Oudste steden van Nederland
Eerste steden:
Ontstaan uit dorpjes bij Romeinse legerplaatsen
    - Forum Hadriani (Voorburg)
    - Ulpia Noviomagus Batavorum (Nijmegen)
Na het jaar 1000: middeleeuwse steden
    - Dorpjes groeiden uit tot steden
    - Op kruisingen van handelsroutes

Slide 15 - Diapositive

Het stadscentrum
Het stadscentrum:

  • Hart van de stad
    - winkels, kantoren, horeca

  • Oudste deel van de stad
    - vanaf de middeleeuwen
    - smalle straatjes
    - grachtjes
    - dicht op elkaar staande gebouwen
    - kerk, marktplein, stadsmuur

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Geschiedenis Martinitoren
Wist je dat er eerst twee andere torens hebben gestaan?

De eerste werd gebouwd in de 13e eeuw, maar door blikseminslag werd de toren in 1408 vernietigd!

De toren werd opnieuw gebouwd maar stortte in 1468 in elkaar!


Wist je dat?
Tijdens de Tweede Wereldoorlog overleefde de toren verschillende branden. Onder meer de Grote Markt, de Waagstraat, de Guldenstraat en een belangrijk deel van de Oude Ebbingestraat gingen volledig in vlammen op! De Martinitoren liep echter vrij weinig schade op. In een van de klokken is nog wel altijd een kogelgat te zien.
Iemand de ogen uitsteken
Tijdens de eerste bouw van de toren, was groningen zo trots op de klokken in de toren. Dat de architect nergens anders zulk soort klokken mocht nabouwen. Om dit te voorkomen werd besloten om zijn ogen uit te steken!

De spreekwoorden ‘iemand de ogen uitsteken’ en iemand het licht niet in de ogen gunnen’ zijn hierdoor ontstaan.

Slide 19 - Diapositive

De arbeiderswijken
Gebouwd na 1850:
 
Toen: dicht bij de fabrieken

Nu: mensen wonen er graag
    - net buiten het centrum
    - mooi opgeknapt
    - best duur
    - veel voorzieningen in
       de buurt

Slide 20 - Diapositive

Na oorlogse wijken
  • Tegen de arbeiderswijken liggen vooroorlogse wijken
    - grotere huizen
    - minder dicht op elkaar gebouwd

  • Daaromheen: naoorlogse wijken
    - goedkopere huizen
    - hoogbouw
       - snel gebouwd, goedkoop
       - wordt nu geleidelijk vervangen

Slide 21 - Diapositive

Jaren-70-wijken
  • Verder van het stadscentrum
  • Eengezinswoningen
  • Meer groen, rust en ruimte
  • Woonerven

Slide 22 - Diapositive

Nieuwbouwwijken
Vanaf 1985:
  • Dicht bij autowegen rondom de stad
  • Veel verschillende soorten grote huizen
  • Veel groen, parkeerplaatsen, speelplekken
  • Ver van het centrum
    - goed openbaar vervoer
    - fietspaden naar het centrum

Slide 23 - Diapositive

Vooroorlogse wijken
  • 1910-1940
  • Eengezinswoningen
  • Goede kwaliteit
  • Gezinnen
  • Tuinwijken (veel groen)
  • Vooral om te wonen

Slide 24 - Diapositive

Bedrijven en kantoren
  • Bereikbaarheid
  • Rand van de stad
    - dicht bij snelweg
    - goedkopere grond

Slide 25 - Diapositive

Sleep de juiste woonwijk naar zijn plek toe
Stadscentrum
Arbeiderswijken
Vooroorlogse wijken
Naoorlogse wijken
Jaren 70-wijken
Nieuwbouwwijken

Slide 26 - Question de remorquage

In wat voor wijk woon jij?
(Stadscentrum, Arbeiderswijk, Vooroorlogs, Naoorlogs, Jaren 70, Nieuwbouw)

Slide 27 - Question ouverte

Lezen + maken:
 1 t/m 14 van blok 1
timer
5:00

Slide 28 - Diapositive

Wat zijn de kenmerken van een stad?

Slide 29 - Question ouverte

Hoe verandert het gebruik van ruimte van steden nu? (mavo)

Slide 30 - Question ouverte

Huiswerk:

Maken opdrachten van paragraaf 2. 
Let op! Vink het ook af in magister me

Volgende les:

Uitleg paragraaf 3

Maken opdrachten van paragraaf 3

Slide 31 - Diapositive