Past Simple - Negations

• Engels
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 2,3

Past Simple - Negations

Aan het einde van de les:

Kun je ontkennende zinnen maken in de verleden tijd (Past Simple)

Watch the short videos and answer the questions

Did the people like the song of the Minions?

1. Yes, they did.
2. No, they didn't.

Did Gru have the biggest gun?

1. Yes, he did.
2. No, he didn't.

Did Gru win the fight?

1. Yes, he did.
2. No, he didn't.

Did the minion play drums on the coconuts?

1. Yes, he did.
2. No, he didn't.

Did Gru like the soup?

1. Yes, he did.
2. No, he didn't.

Aantekening:

Past Simple - negations (ontkenningen)

Onderwerp + didn't + hele werkwoord (voor alle personen!)

Examples: I didn't do that. He didn't like it. We didn't go there. She didn't see him. They didn't drink coffee.

Maak de zin ontkennend:
I went there.

1. I didn't went there.
2. I went not there.
3. I didn't go there.

Maak de zin ontkennend:
She saw him.

1. She didn't see him.
2. She didn't saw him.
3. She saw him not.

Maak de zin ontkennend:
I walked home.

1. I didn't walk home.
2. I didn't walked home.
3. I walked not home.

Maak de zin ontkennend:
They ran away.

1. They didn't ran away.
2. They ran not away.
3. They didn't run away.

Maak de zin ontkennend:
Peter liked it.

1. Peter didn't liked it.
2. Peter didn't like it.
3. Peter liked it not.

Allevijf de vragen goed? Werk verder aan de volgende zinnen.

Had je toch wat fouten? Kijk nog even naar de aantekening. Als je het nog niet helemaal snapt, vraag om hulp!

Maak de zin ontkennend (vergeet hoofdletter en punt niet):
Jack left him alone.

Maak de zin ontkennend (vergeet hoofdletter en punt niet):
We fell in love.

Maak de zin ontkennend (vergeet hoofdletter en punt niet):
You shot him.

Maak de zin ontkennend (vergeet hoofdletter en punt niet):
She thought about it.

Maak de zin ontkennend (vergeet hoofdletter en punt niet):
The plane flew high.

Maak de zin ontkennend (vergeet hoofdletter en punt niet):
He put it there.

Maak de zin ontkennend (vergeet hoofdletter en punt niet):
He bought a coat.

Maak de zin ontkennend (vergeet hoofdletter en punt niet):
They sang a song.

Maak de zin ontkennend (vergeet hoofdletter en punt niet):
We lived there.

Maak de zin ontkennend (vergeet hoofdletter en punt niet):
It worked.

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.