het regelmatige werkwoord op -ir: présent

• Taal
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

het regelmatige werkwoord op -ir: présent

Werkwoorden die eindigen op -ir

finir 

je  -is

tu -is

il/ elle -it

on - it

nous - issons

vous - issez

ils/elles - issent

eindigen

je finis     (ik eindig)

tu finis  (jij eindigt)

il finit (hij eindigt)

on finit ( wij eindigen)

nous finissons ( wij eindigen)

vous finissez ( jullie eindigen)

elles finissent ( zij eindigen)

werkwoorden die eindigen op -ir

- réfléchir  ( nadenken)

- réussir ( slagen)

- remplir ( invullen)

- grandir ( groeien)

- choisir ( kiezen)

- rougir ( blozen)

finir

1. eindigen
2. nadenken
3. slagen
4. groeien

grandir

1. eindigen
2. nadenken
3. slagen
4. groeien

réfléchir

1. eindigen
2. nadenken
3. slagen
4. groeien

réussir

1. eindigen
2. nadenken
3. slagen
4. groeien

remplir

1. invullen
2. nadenken
3. slagen
4. groeien

choisir

1. invullen
2. nadenken
3. slagen
4. kiezen

rougir

1. invullen
2. nadenken
3. blozen
4. kiezen

Ik denk na

1. nous réfléchissons
2. je réfléchis
3. tu réfléchis

jij eindigt

1. tu finis
2. je finis
3. on finit
4. nous finissons

Wij eindigen

1. tu finis
2. je finis
3. on finit
4. nous finissons

zij groeit

1. Vous grandissez
2. il grandit
3. elle grandit
4. nous grandissons

wij slagen

1. nous réunissons
2. je réussis
3. tu réussis
4. ils réussissent

Zij slagen

1. nous réunissons
2. je réussis
3. tu réussis
4. ils réussissent

u kiest

1. je choisis
2. elle choisit
3. vous choisissez
4. nous choisissons

zij kiest

1. je choisis
2. elle choisit
3. vous choisissez
4. nous choisissons

ik bloos

1. il rougit
2. je rougis
3. ils rougissent
4. nous rougissons

zij blozen

1. il rougit
2. je rougis
3. ils rougissent
4. nous rougissons

vul in
Wij maken ons huiswerk af. (finir)
nous .......... nos devoirs

1. finissons
2. finissez
3. finit
4. finis

vul in
Zij kiezen een film.
Ils................. un film

1. choisissez
2. choisissent
3. choisis
4. choisit

vul in
Zij denken lang na.
ils........... longtemps

1. réfléchissez
2. réfléchissons
3. réfléchissent
4. réfléchissit

ik eindig

hij kiest

wij vullen in

het meisje groeit