5.5 Opgepakt... en dan?

Paragraaf 4 Opgepakt...en dan?
Opgepakt... en dan?
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Paragraaf 4 Opgepakt...en dan?
Opgepakt... en dan?

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen:
  • Je kunt uitleggen wanneer iemand een verdachte is en wat de politie mag doen.
  • Je kunt uitleggen wat de officier van justitie mag doen bij een verdachte.
  • Je weet wat een proces-verbaal is. 
  • Je weet wie er bij een rechtzaak betrokken zijn.
  • Je kunt uitleggen wat het Openbaar Ministerie is. 

Slide 2 - Diapositive

Verdachte
Na een melding van een misdrijf gaan agenten de zaak onderzoeken.

Een verdachte         iemand van wie de politie denkt dat diegene iets strafbaars heeft gedaan.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Wat mag de politie?
Pas als je verdacht bent van een                                misdrijf, dan mag de politie:
  • je fouilleren
  • je arresteren
  • je huis doorzoeken (op zoek naar                     bewijsmateriaal)

Na afloop schrijft de politie een proces verbaal        een speciaal politieverslag over het misdrijf en de verdachte.

Slide 5 - Diapositive

0

Slide 6 - Vidéo

Officier van justitie
Bij een zwaarder misdrijf gaat het proces-verbaal naar de officier van justitie        beslist wat er met de verdachte gaat gebeuren.

Het openbaar ministerie (OM) alle officieren van justitie samen.

Slide 7 - Diapositive

Officier van justitie
De officier van justitie heeft drie mogelijkheden wat er met de          verdachte gaat gebeuren.      

  1. Een straf opleggen        strafbeschikking
  2. De verdachte voor de rechter brengen              vervolgen.
  3. De zaak seponeren       de zaak komt niet voor de rechter.

Slide 8 - Diapositive

De rechtszaak 
Tijdens de rechtszaak is er altijd                       een vaste volgorde.    

  1. Conroleren van de persoonsgegevens
  2. De officier leest de aanklacht voor en stellen vragen aan de verdachte.
  3. De rechter, officier van justitie en advocaten stellen vragen aan de getuigen

Slide 9 - Diapositive

De rechtszaak 
4. De officier van justitie legt nog eens uit waarom de verdachte schuldig is en eist een straf.
5. De advocaat verdedigt de verdachte.
6. De verdachte krijgt als laatste het woord.
7. Bij eenvoudige zaken neem de rechter meteen een beslissing.       vonnis. Bij grote zaken, duurt dit langer.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Lien

Wanneer ben je schuldig?
Een rechter moet drie vragen met ja beantwoorden:
  • Heeft de verdachte het gedaan?
  • Gaat het om een strafbaar feit?
  • Is de verdachte strafbaar?

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Aan de slag

Maak van paragraaf 5.5 opdracht 1 t/m 12

Klaar? Laat het checken

Slide 14 - Diapositive