v2 Latijn - oefenen PW 2

v2 Latijn - oefenen PW 2
Woordjes & grammatica
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

v2 Latijn - oefenen PW 2
Woordjes & grammatica

Slide 1 - Diapositive

Wat betekent arx?
A
Rome
B
burcht
C
menigte
D
deel

Slide 2 - Quiz

Wat betekent turba?
A
Rome
B
burcht
C
menigte
D
deel

Slide 3 - Quiz

Wat betekent protegere?
A
drinken
B
denken
C
beschermen
D
bewaken

Slide 4 - Quiz

De naamvallen

Slide 5 - Diapositive

Groep 2 M: ev. en mv.
nom
gen
dat
acc
abl
servorum
servos
servis
servis
servi
servo
servi
servus
servo
servum

Slide 6 - Question de remorquage

Groep 1: ev. en mv.
nom
gen
dat
acc
abl
filiarum
filias
filiis
filiis
filiae
filiae
filiae
filia
filia
filiam

Slide 7 - Question de remorquage

meisje
rots
stad
vriend
burger
stilte
nacht
puella
saxum
urbs
amicus
civis
silentium
nox

Slide 8 - Question de remorquage

Groep 3 M: ev. en mv.
nom
gen
dat
acc
abl
regum
reges
regibus
regibus
regis
regi
reges
rex
rege
regem

Slide 9 - Question de remorquage

Wat betekent custodire?
A
drinken
B
denken
C
beschermen
D
bewaken

Slide 10 - Quiz

Geef de betekenis van:
quod
A
1 omdat 2 (datgene) wat
B
onder
C
hier
D
voor

Slide 11 - Quiz

Het werkwoord

Slide 12 - Diapositive

a-stam
e-stam
i-stam
mk-stam
dormire
celebrare
tacēre
discedere
stare
venire
favēre
dividere

Slide 13 - Question de remorquage

sedemus
sedes
sedetis
sedeo
jullie zitten
jij zit
ik zit
wij zitten

Slide 14 - Question de remorquage

Werkwoord
ev
mv
1e
1e
2e
2e
3e
3e
estis
sumus
sunt
sum
est
es

Slide 15 - Question de remorquage

Werkwoord
ev
mv
1e
1e
2e
2e
3e
3e
potestis
possumus
possunt
possum
potest
potes

Slide 16 - Question de remorquage

vincis
A
wij overwinnen
B
ik overwin
C
jullie overwinnen
D
jij overwint

Slide 17 - Quiz

narratis
A
jullie vertellen
B
wij vertellen
C
vertellen
D
zij vertellen

Slide 18 - Quiz

Geef de betekenis van:
incipere, incipio
A
vullen
B
kopen
C
beginnen
D
verzorgen, zorgen voor

Slide 19 - Quiz

Geef de betekenis van:
vetare
A
vragen
B
verbieden
C
beginnen
D
verzorgen, zorgen voor

Slide 20 - Quiz

Geef de betekenis van:
animal, animalia
A
dier
B
niemand
C
bloed
D
begin

Slide 21 - Quiz

Geef de betekenis van:
numquam
A
waarheen
B
nooit
C
wie
D
snel

Slide 22 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 23 - Diapositive

Ik
Jij
Hij
Wij
Jullie
Zij (mv.)
ego
eum
tibi
eos
me
vos
tu
nobis
is

Slide 24 - Question de remorquage

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord.

Deus mihi dicit.
A
jou
B
aan mij
C
aan hen
D
hij

Slide 25 - Quiz

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord.

Deus eam amat.
A
mij
B
hij
C
haar
D
hem

Slide 26 - Quiz