KGT Unit 3 Listening les 3

Herhaling this/that, these/those
Ik weet wat een question tag is
Ik weet hoe ik een question tag moet gebruiken
Question tag: wat en wanneer?
Engels
blz. 94 opdr. 13 klassikaal
Individueel: bz. 93 opdr. 10, 11, 12
Hebben we alle doelen behaald?
Afmaken de opdrachten
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herhaling this/that, these/those
Ik weet wat een question tag is
Ik weet hoe ik een question tag moet gebruiken
Question tag: wat en wanneer?
Engels
blz. 94 opdr. 13 klassikaal
Individueel: bz. 93 opdr. 10, 11, 12
Hebben we alle doelen behaald?
Afmaken de opdrachten

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Use: this, these, that, those:

I want .... books over there.
A
this
B
these
C
that
D
those

Slide 3 - Quiz

this, that, these, those

... colours look beautiful on you!
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 4 - Quiz

.... is your pen over there on the desk.
.... is my pen here
A
This, This
B
That, That
C
This, That
D
That, This

Slide 5 - Quiz

... balloons here are nicer than .....ones over there.
A
Those, these
B
These, those
C
This, that
D
That, this

Slide 6 - Quiz

Use: this, these, that, those:

I want .... books over there.
A
this
B
these
C
that
D
those

Slide 7 - Quiz

Nieuwe grammar
Tag question or question tag

Wie weet wat dit is?

Slide 8 - Diapositive

Question tags

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Question Tags
Hoe maak je een question tag? 
De regel: 
 
Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-) 
Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+)

Slide 11 - Diapositive

LET OP!
  • Een negatieve question tag met "I" , krijgt een andere vorm (deze moet je uit je hoofd leren).
             - I am a good basketball player, aren't I? 

  • Positieve question tag met "I":  wél gewoon 'am I' 
             -I am not a good basketball player, am I?)

Slide 12 - Diapositive

Hoofdzin positief = question tag negatief
> You can do cartwheels, can't you?


Hoofdzin negatief =question tag positief 
> She can't dance, can she?
QUESTION TAGS - 'can'

Slide 13 - Diapositive

                                                   Vorm van 'to be': am / are / is

Als hoofdzin positief is, wordt de question tag negatief 
> You are a runner, aren't you?


Als hoofdzin negatief is wordt de question tag positief 
> She isn't happy, is she?
QUESTION TAGS - 'to be'

Slide 14 - Diapositive

Nu jullie!

Slide 15 - Diapositive

He isn't at home, _________?
A
is he
B
isn't he
C
he is
D
he isn't

Slide 16 - Quiz

My sister is funny, ________ ?
A
is my sister
B
isn't my sister
C
is she
D
isn't she

Slide 17 - Quiz

Dr. Dolittle can talk to animals, _____?
A
can he?
B
can Dr. Dolittle?
C
can't he
D
can't Dr. Dolittle

Slide 18 - Quiz

I'm late, ________ ?
A
am I
B
amn't I
C
are I
D
aren't I

Slide 19 - Quiz

Jane can't read Spanish books, ______?
A
can Jane?
B
can she?
C
can't Jane?
D
can't she?

Slide 20 - Quiz

Aan het werk
blz. 94 opdr. 13 klassikaal

Individueel: bz. 93 opdr. 10, 11, 12
Dit is huiswerk voor morgen!

--> Klaar? Werk aan docent laten zien. <--
Je krijgt dan een nieuwe opdracht. 

Slide 21 - Diapositive

Hebben we alle doelen behaald?

Ik weet wat een question tag is

Ik kan een question tag maken

Slide 22 - Diapositive