week 6 - les 2

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

Tijdens deze les

• Herhaling grammatica
• Controle huiswerk (6-7-8-9)
• doornemen woorden/zinnen Lesson 3
• zelf aan de slag

Past Simple

Present Perfect

Verleden begonnen en helemaal afgelopen

Verleden begonnen en gaat nu nog door

werkwoord + ed

have / has + voltooid deelwoord

Past Simple

Present Perfect

for

yet

never

ever

just

already

since

in 2009

last week

three days ago

yesterday

this morning

Stappenplan!

Stap 1: staat er in de zin wanneer het is gebeurd en is dat afgelopen?

ja -> Past Simple > ww+ed of 2e rijtje

nee -> Present Perfect > have / has + voltooid deelwoord

Stap 2: 

is de actie op dit moment nog bezig?

merk je er nu nog iets van?

Past Simple

ww + ed / 2e rijtje

Nee 

Nee

Ja

Ja

Present Perfect

Have/Has + volt. deelw.

let op: 

FYNE JAS

1. I never went to Vienna.
2. I have never gone to Vienna.

1. 1 is het juiste antwoord
2. 2 is het juiste antwoord

1. My grandfather had five sisters in 1980
2. My grandfather has had five sisters in 1980.

1. 1 is het juiste antwoord
2. 2 is het juiste antwoord

1. He lived in Manila for a year.
2. He has lived in Manila for a year.

1. 1 is het juiste antwoord
2. 2 is het juiste antwoord

1. Did you already see Julie today?
2. Have you already seen Julie today?

1. 1 is het juiste antwoord
2. 2 is het juiste antwoord

1. He was here last Friday.
2. He has been here last Friday.

1. 1 is het juiste antwoord
2. 2 is het juiste antwoord

1. I never tasted champagne.
2. I have never tasted champagne.

1. 1 is het juiste antwoord
2. 2 is het juiste antwoord

1. I didn't drink any coffee yesterday.
2. I haven't drunk any coffee yesterday.

1. 1 is het juiste antwoord
2. 2 is het juiste antwoord

1.What subject did she study at university?
2. What subject has she studied at university?

1. 1 is het juiste antwoord
2. 2 is het juiste antwoord

1. How long did you know Susie for?
2. How long have you known Susie for?

1. 1 is het juiste antwoord
2. 2 is het juiste antwoord

1. She came to London in 1997.
2. She has come to London in 1997.

1. 1 is het juiste antwoord
2. 2 is het juiste antwoord

Zelf aan de slag §2.3

Maak online in All Right:

Test Jezelf van §2.2 en §2.3

De woorden/zinnen die je niet kent, zoek je op in je boek op blz. 101 t/m 104

Huiswerk

Leren woorden Lesson 2+3

Leren zinnen Lesson 3