4.1, 4.2 en 4,3 Begrippenles

Oefenles  §4.1 §4.2 §4.3
  1. Van stad tot wereldrijk 
  2. De Romeinse samenleving
  3. De cultuur van het rijk 
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Oefenles  §4.1 §4.2 §4.3
  1. Van stad tot wereldrijk 
  2. De Romeinse samenleving
  3. De cultuur van het rijk 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke tijd zitten we?

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weten jullie nog 
uit de vorige les over 
de cultuur van het rijk?

Slide 4 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

§4.1 Van stad tot wereldrijk
  • Stichting Rome volgens de Romeinse legende:
  1.  Numitor = koning Alba Longa
  2. Zijn jongere broer Amulius Jaloers 
  3. Amulius jaagt Numitor weg
  4. Ook de kinderen en kleinkinderen van Numitor worden verbannen. 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

§4.1 Van stad tot wereldrijk
  1. Kleinkinderen Romulus en Remus in een mandje op de Tiber gelegd
  2. Worden gevonden en verzorgd door een wolvin
  3. Opgevoed door een herder
  4. Romulus en Remus vermoorde Amulius
  5. Stichten aan de rivier de Tiber Rome

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

§4.1 Het bestuur van Rome
                                          Bestuur Rome
    Staatsvorm?      
  1. Koninkrijk
  2. Republiek
  3. Dictatuur
  4. Keizerrijk
Bestuurder?
  1. 1 Koning
  2. 300 Senatoren
  3. 1 (Julius Caesar)
  4. 1 Keizer

Slide 7 - Diapositive


Republiek is staat zonder vorst
dictator 

Bestuurder:
Koning +
Senaat: 300 senatoren, mannen uit rijke families

Keizer: eerste de adoptiezoon otavianus, Augustus 


Hoe kwam Julius Ceasar aan de macht?
  • Succesvolle legeraanvoerders werden machtiger
  •  Zij werden gesteund door hun soldaten
  • Zij gingen tegen de senaat en tegen elkaar oorlog voeren
  • Oorlogen binnen de staat Burgeroorlogen

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe kwam Caesar aan de macht?
  • Julius Caesar was zon succesvolle generaal
  • Hij overwon de senaat tijdens een burgeroorlog
  •  Dwong senaat om alle macht aan hem te geven
  • Hij werd dictator voor het leven
  • Hij werd vermoord door de senaat
  • Zijn adoptiezoon Octavianus werd in 27 v. Chr. keizer

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Keizer Augustus
  • Zijn (geadopteerde) zoon Octavianus versloeg de vijanden van zijn vader Caesar
  •  In 27 v. Chr. kreeg alle macht van de senaat
  • Einde republiek, begin keizertijd
  •  Octavianus werd keizer Augustus 

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

§4.1 De uitbreiding van het rijk
  • Tussen 350 en 270 v. Chr. heel Italië 
  • Vanaf 264 v. Chr veroveringen buiten Italië
  • Dit werden Provincies, bestuurd door 
  • Imperium Romanum werd een wereldrijk 
  • Deze uitbreiding van macht over een groot gebied noemen we 
  • Hoe noemen we de verspreiding van de cultuur over dit rijk?
Gouverneurs
imperialisme

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions



Wie zien we hier?
A
Een vos, Romulus en Remus
B
Een wolvin, Caesar en Augustus
C
Een wolvin, Remus en Romulus
D
Een wolvin, Numitor, Amulius

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het Romeise rijk werd eerst bestuurd door een 
Toen de laatste hiervan werd afgezet werd Rome bestuurd door de                     , dit waren ongeveer 300 rijke Romeinse mannen. In 44 v. Chr. kwam er een
genaamd                    . Zijn geadopteerde zoon                     werd de eerste Romeinse keizer. De nieuwe gebieden (provincies) werden bestuurd door de                     .
koning
senaat
dictator
gouveneurs
Octavianus (Augustus)
Julius Caesar

Slide 13 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

§4.2 De Romeinse samenleving
  • Het Romeinse rijk had een landbouwstedelijke samenleving.
  • Pax Romana?
  • Grote sociale verschillen
  • Allerarmste = proletariaat
  • Slaven hadden geen rechten en werden vaak slecht behandeld.

Slide 14 - Diapositive

proletariaat: bezaten alleen kinderen maar toch belangerijk -> stemrecht
Wat is de beste omschrijving van een landbouwstedelijke samenleving?
A
Samenleving waarin sommige mensen op het platteland leven en andere mensen in steden.
B
Samenleving waarin de meeste mensen in steden leven en een klein aantal op het platteland.
C
Samenleving waarin de meeste mensen op het platteland leven en een klein aantal in steden.
D
Samenleving waarin agrariërs (boeren) ook in de stad leven.

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slaven
Proletariaat
Rijke Boeren 
      & winkeliers       
Boeren
Aller 
rijkste
De verdeling van de welvaart
Autoriteiten: 
Personen met macht 
Vrijgelatenen

Slide 16 - Diapositive

Aller rijkste: grootgrondbezitters

Vrijgelatenen: geen burgerrecht, hun kinderen wel
Plaats de bevolkingsgroepen op de juiste plek in de pyramide. 
Slaven
De grootgrondbezitters
Vrijgelaten slaven
Rijke boeren en winkeliers
Proletariërs
Boeren
Senatoren

Slide 17 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions


1) Welke cultuur had het Romeinse rijk?
2) Wat is een andere naam voor deze cultuur?

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

§4.3 De cultuur van het rijk.
  • De Romeinen waren liefhebbers van de Griekse cultuur
  • Zo ontstond de Grieks-Romeinse cultuur
  • Ookwel de Antieke of Klassieke cultuur
  • Er was ook een Romeinse staatsgodsdienst, maar mensen mochten ook in andere goden geloven:
  • godsdienstige verdraagzaamheid  (tolerantie)

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De Romeinen hadden een __1__ samenleving. De verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur noemen wij __2__. Een ander woord voor de Grieks-Romeinse cultuur is de __3__ cultuur.
A
1) multiculturele 2)ver-Grieking 3) moderne
B
1) grote 2) romanisering 3) klassieke
C
1) multiculturele 2) romanisering 3) Antieke
D
1) multiculturele 2) ver-Grieking 3) saaie

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions