H15 structuur en conjunctuur

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

uit een krant:
Economie is nu in laagconjunctuur 

De Nederlandse economie gaat in schrikbarend tempo achteruit. Omdat de conjunctuur medio mei fors is verslechterd, is de economie in een fase van laagconjunctuur gekomen. Dat blijkt uit cijfers van het CBS.
Volgens de eerste berekening van het CBS is het bruto binnenlands product (bbp) in het eerste kwartaal van 2020 met 1,7 procent gekrompen ten opzichte van een kwartaal eerder. De krimp is vooral toe te schrijven aan de consumptie door huishoudens. Ten opzichte van het eerste kwartaal 2019 was de omvang van het bbp 0,5 procent kleiner. Daar komen straks dus de corona-invloeden nog sterker overheen.

Slide 2 - Diapositive

Waar denk je aan bij het woord conjunctuur?

Slide 3 - Question ouverte

Leerdoelen:

Hoofdvraag: hoe kun je conjuncturele en structurele economische 
                     ontwikkeling verklaren?

Deelvragen:

15.1 Waardoor wordt de productiecapaciteit bepaald?
15.2 Hoe hebben de bestedingen invloed op het BBP en BBI?
15.3 Wat is de invloed van overheidsbeleid op de groei van de economie?
15.4 Waarom bestaan er groeiverschillen tussen rijke en arme landen ?

Slide 4 - Diapositive

verschil tussen conjunctuur en structuur

Slide 5 - Diapositive

We behandelen eerst de structuur van de economie.
15.1  structuur en productiecapaciteit

productiecapaciteit = aantal producten dat maximaal in een bepaalde
                                  tijd kunnen worden gemaakt

De productiecapaciteit is afhankelijk van de hoeveelheid en kwaliteit van de productiefactoren


Slide 6 - Diapositive

Noem de productiefactoren
A
Arbeid, Natuur en Kapitaal
B
Arbeid, Natuur, Kapitaal en Ondernemerschap
C
Arbeid, Natuur en Kapitaalgoederen
D
Arbeid, Natuur, Kapitaalgoederen en Ondernemerschap

Slide 7 - Quiz

Productiefactor arbeid: afhankelijk van beroepsbevolking

Beroepsbevolking= alle werkenden en werkzoekenden tussen de 15 en 75 jaar  

Hoeveelheid:
Omvang van beroepsbevolking afhankelijk van pensioengerechtigde leeftijd, leerplichtige leeftijd, geboortecijfer

Kwaliteit:
Kwaliteit beroepsbevolking is afhankelijk van o.a kennis, opleiding, gezondheid

Arbeidsproductiviteit= productie per werkende per periode/tijdseenheid

Arbeidsjaar = aantal uren dat een werknemer met een volledige baan per jaar werkt
                      ( parttime wordt omgerekend naar arbeidsjaar )

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Waaruit bestaat de effectieve vraag? (=Y)
A
Y= C+ I + B + (E-M)
B
Y= C + B + O + (E-M)
C
Y= C+ M + O + (E-I)
D
Y= C + I + O + (E-M)

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Slide 24 - Vidéo

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive