(14) Indirecte en directe rede

DIRECTE / INDIRECTE REDE
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

DIRECTE / INDIRECTE REDE

Slide 1 - Diapositive

Directe rede

Slide 2 - Diapositive

Directe rede: 
Anne zegt: 
" Ik houd van lezen". 
Indirecte rede: 
Anne zegt dat ze van lezen houdt. 

Slide 3 - Diapositive

Staat de zin in de directe of indirecte rede?
Elvis zegt dat hij naar huis gaat.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 4 - Quiz

Een zin in de directe rede zegt precies wat iemand heeft gezegd.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Ik zeg dat ik dat niet leuk vind.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 6 - Quiz

Willem vraagt: "Mag ik wat eten?"
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 7 - Quiz

Daan zegt: " Ik voer de vissen wel".
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 8 - Quiz

De buurman vraagt of we stil willen zijn.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 9 - Quiz

Waaraan herken je een zin in de directe rede?
A
Aan de hoofdletter aan het begin van de zin
B
Aan het vraagteken achteraan in de zin.
C
Aan de aanhalingstekens.

Slide 10 - Quiz

Ik weet wat de indirecte en directe rede betekent en kan dit uitleggen.

😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Sondage

Vooruitblik


Week 6 (15)
Week 7


deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
dictee

Slide 12 - Diapositive