Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Chapter Five, part one
Welcome
24-03-2020
Slide 1 - Diapositive
What is coming?
- Filmpje uitleg grammar 13 (ontkenningen met have(got) )
- oefenopdrachten
- Filmpje uitleg grammar 14 (bezit)
- Oefenopdrachten
Slide 2 - Diapositive
ontkenningen
ONT - kenning : als we zeggen dat iets niet zo is.
In het Engels zetten we het woordje NOT erbij.
Hierna komt een filmpje over ontkenningen met have(got). Bekijk het filmpje vanaf het begin!
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
Ontkenning van 'have'
I don't have
you don't have
he / she / it doesn't have
we don't have
you don't have
they don't have
Slide 5 - Diapositive
Ontkenningen van 'have got'
I haven't got
you haven't got
he / she / it hasn't got
we haven't got
you haven't got
they haven't got
Slide 6 - Diapositive
Your turn!
Maak nu de volgende opdrachten!
Slide 7 - Diapositive
Maak ontkennend: She has a dog.
Slide 8 - Question ouverte
Maak ontkennend: I have got a pet.
Slide 9 - Question ouverte
Maak ontkennend: We have English tomorrow.
Slide 10 - Question ouverte
Maak ontkennend: The dog has got a collar.
Slide 11 - Question ouverte
Welke zin is juist?
A
The man hasn't a car.
B
The woman haven't got a bag.
C
My friends haven't got an X-Box.
D
Our cat doesn't has white fur.
Slide 12 - Quiz
Welke zin is onjuist?
A
We haven't got a lot of time.
B
My mum doesn't has her own iPad.
C
I don't have my own room.
D
She hasn't got a winter jacket yet.
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Vidéo
Possessive
De bezitsvorm in het Engels
Slide 15 - Diapositive
Bezit aangeven
Je kunt het bezit op drie manieren aangeven: 's (apostrof +s) ' (alleen een apostrof) ... of... (tussen woorden in)
Slide 16 - Diapositive
Bezit: ‘s
Je gebruikt bijna altijd ‘s : Kate’s books Mother’s bike The children’s bikes
Slide 17 - Diapositive
Bezit: ‘
Maar, als een woord (meervoud) al eindigt op een –s. Gebruik je alleen een apostrof ‘ : The students’ books My parents’ house Those girls’ friends
Slide 18 - Diapositive
Bezit: ‘s / '
Als je een naam van een persoon, winkel, product bedoeld Of uitdrukkingen die tijd aanduiden kun je allebei gebruiken: Charles’ / Charles’s wife McDonald’s / McDonalds’ Yesterday’s / Yesterdays’ news
Slide 19 - Diapositive
Wanneer je aan wilt geven dat iets ergens bij hoort, gebruik je …of… (Voor dingen, plaatsen en landen)
: Begin of the song The capital of England The roof of the school
Slide 20 - Diapositive
Possessive
's
'
of
Slide 21 - Diapositive
Wat moet er op de open plek? This is _______ iPad. (Lisa)
A
Lisa's
B
Lisa'
C
Lisas
D
Lisa of
Slide 22 - Quiz
Wat moet er op de open plek? This is the ____________ London (tower)
A
tower's
B
tower'
C
towers
D
tower of
Slide 23 - Quiz
Wat moet er op de open plek? This is the _______ room. (parents)
A
parent's
B
parents'
C
parents
D
Parents of
Slide 24 - Quiz
Choose the correct form of possessive: The _________ is upstairs.
A
childrens' room
B
children's room
C
room of children
D
room's of children
Slide 25 - Quiz
Choose the correct form of possessive: My _________ was not expensive.