Woordenschat H2/Formuleren H2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Programma

- Theorie Formuleren H2 + uitleg opdrachten

- 13:12 naar beneden voor "live music now"

13:50 zijn we weer terug

- Huiswerk opdrachten maken

Opdracht 3, blz. 55
1) legendarisch =

1. zo beroemd dat er nog steeds over wordt gesproken
2. de beste voetballer ooit
3. succesvol
4. een nieuwe ster aan het firmament

2) toenmalige =

1. nog steeds
2. in die tijd
3. oudere
4. in de jeugd

3) doubleerde =

1. groeide op
2. voetbalde
3. bleef zitten
4. verliet

4) debuut =

1. het enige doelpunt
2. eerste optreden
3. ster
4. seizoen

5) journalisten =

1. verslaggevers
2. kranten
3. voetballers
4. interviews

6) voormalige =

1. succesvolle
2. enkele
3. erge
4. vroegere

7) capaciteiten

1. bekwaamheden
2. rugnummers
3. twijfels
4. optredens

8) behendig =

1. makkelijk
2. onnavolgbaar
3. handig
4. opmerkelijk

9) markante =

1. onnavolgbare
2. unieke
3. opmerkelijke
4. correcte

10) quotes =

1. uitspraken
2. fouten
3. teamgenoten
4. taalgebruik

3.3 Definitie van Cruijffiaans:

Opdracht

Maak een woordzoeker

1) Open een nieuw tabblad en ga naar Woordzoekermaken.nl > woordzoeker maken

2) Zoek minimaal 10 woorden uit Woordenschat H1 en H2 en vul die in EN zet de afmeting op 12 x 12

3) Je kunt zelf kiezen of je woorden ook van boven naar beneden of diagonaal wilt zetten.

4) Druk op 'maak mijn puzzel' en los hem zelf op! (Niet spieken!)

blz 57 = blz uit het woordenboek

Kijk ook eens goed naar de zelfstandige 

naamwoorden berekening, berg, bergkam, bericht, berichtgeving, beroep: daar staat

een m, v of o achter.

Wat betekent dat, denk je?

Theorie Formuleren H2

Zelfstandige naamwoorden hebben een woordgeslacht.

In het Nederlands hebben we wel 3 woordgeslachten: vrouwelijke (v), mannelijke (m) en onzijdige woorden (o)! 

Woorden met het lidwoord DE zijn mannelijk of vrouwelijk en woorden met het lidwoord HET zijn onzijdig.

mannelijk, vrouwelijk of onzijdig

Bij het-woorden weet je dus altijd wat het woordgeslacht is.

Bij de-woorden is het soms duidelijk (bijvoorbeeld bij de man, de vrouw, de stier of de koningin), maar vaak moet je het woordgeslacht opzoeken.

Wat denk je bijvoorbeeld van het woord 'familie'? Is dat mannelijk of vrouwelijk?

• Dat is vrouwelijk: in het woordenboek staat (v)

De- of het-woord?

Ook aan het bijvoeglijk naamwoord kun je zien of je met een de-woord of een het-woord te maken hebt.

Voorbeeld bijvoeglijk naamwoord?

een lekker taartje

het taartje

een lekker taartje

Het bijvoeglijk naamwoord van het-woorden krijgt geen E bij het bijvoeglijk naamwoord.

 een mooie tas

de tas

een mooiE tas

Het bijvoeglijk naamwoord van een de-woord krijgt  een E.

Hoe kan dit?

de bal

het bal

de portier

het portier

verwijswoorden

Deze wijzen meestal terug naar een woord dat eerder genoemd is.

(waar verwijst deze naar?)

Naar de-woorden verwijs je met deze en die.

Naar het-woorden met dit en dat.

voorbeelden

Het nieuwe zwembad dat morgen wordt geopend.

De voetbal die ik kreeg van mijn tante.

Huiswerk

opdracht 1 t/m 3 van Formuleren H2 

(blz. 62-63) zijn huiswerk voor de volgende les.