herhaling leesvaardigheid 3vta (periode 1)

Op welke manieren kan een schrijver de tekst inleiden?
1 / 14
suivant
Slide 1: Question ouverte
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Op welke manieren kan een schrijver de tekst inleiden?

Slide 1 - Question ouverte

De kernzin van een alinea staat..
A
in de eerste zin van de alinea.
B
in de laatste zin van de alinea.
C
in de tweede zin van de alinea.
D
Alle drie de opties zijn waar

Slide 2 - Quiz

Bij welke tekstsoort hoort de tekstvorm reclametekst?
A
Amuserende tekst
B
Informerende tekst
C
Activerende tekst
D
Betogende tekst.

Slide 3 - Quiz

Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte van de tekst?

Slide 4 - Question ouverte

Gevaar in huis
1. Ouders moeten af en toe eens op hun knieën door het huis gaan, zodat ze op kindhoogte zien wat daar allemaal te vinden is. Het geeft een mooi zicht op gevaarlijke situaties in je huis.

2. De groep 0 tot 4-jarigen is de meest kwetsbare groep, omdat jonge kinderen nog geen gevaar zien. Valpartijen komen het meeste voor bij kleine kinderen: een val van de commode, van de trap, uit bed. Veel ongelukken ontstaan door slordigheden: een traphekje dat niet goed dicht is, een pillenstrip die op het nachtkastje is blijven liggen.

3. Ouders kunnen veel gevaarlijke situaties voorkomen. Ze kunnen bijvoorbeeld de stopcontacten beveiligen, een hekje bovenaan de trap plaatsen en telkens goed sluiten, geen scherpe voorwerpen laten slingeren, giftige planten weggooien en schoonmaakmiddelen hoog of achter een slot opbergen.

4. Ouders moeten gevaarlijke situaties in huis ontdekken en er iets tegen doen. Dat voorkomt een hoop ongelukken.

Slide 5 - Diapositive

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 6 - Question ouverte

Gevaar in huis
1. Ouders moeten af en toe eens op hun knieën door het huis gaan, zodat ze op kindhoogte zien wat daar allemaal te vinden is. Het geeft een mooi zicht op gevaarlijke situaties in je huis.

2. De groep 0 tot 4-jarigen is de meest kwetsbare groep, omdat jonge kinderen nog geen gevaar zien. Valpartijen komen het meeste voor bij kleine kinderen: een val van de commode, van de trap, uit bed. Veel ongelukken ontstaan door slordigheden: een traphekje dat niet goed dicht is, een pillenstrip die op het nachtkastje is blijven liggen.

3. Ouders kunnen veel gevaarlijke situaties voorkomen. Ze kunnen bijvoorbeeld de stopcontacten beveiligen, een hekje bovenaan de trap plaatsen en telkens goed sluiten, geen scherpe voorwerpen laten slingeren, giftige planten weggooien en schoonmaakmiddelen hoog of achter een slot opbergen.

4. Ouders moeten gevaarlijke situaties in huis ontdekken en er iets tegen doen. Dat voorkomt een hoop ongelukken.

Slide 7 - Diapositive

Welke alinea bevat de hoofdgedachte?
A
alinea 1
B
alinea 2
C
alinea 3
D
alinea 4

Slide 8 - Quiz

Als je de mening van de schrijver terugvindt in de tekst is het een..
A
objectieve tekst
B
subjectieve tekst

Slide 9 - Quiz

Bij welk verband hoort het signaalwoord "maar"?
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-tegenstelling
C
uitspraak-voorbeeld
D
middel- doel

Slide 10 - Quiz

Bij welk verband hoort het signaalwoord "waarmee"?
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-tegenstelling
C
uitspraak-voorbeeld
D
middel- doel

Slide 11 - Quiz

Bij welk verband hoort het signaalwoord "zoals"?
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-tegenstelling
C
uitspraak-voorbeeld
D
middel- doel

Slide 12 - Quiz

Hoe kunnen alinea's met elkaar worden verbonden?

Slide 13 - Question ouverte

Welke onderdelen vind ik lastig?
A
Hoofdgedachte/onderwerp
B
Signaalwoorden
C
Deelonderwerpen/kernzinnen

Slide 14 - Quiz