Formeel en informeel schrijven

1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
Middelbare school

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Stap 7 (introductie)

Stap 7
Maak een woordenlijst met de juiste betekenissen van 
tekst 1 en 2


Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Je kunt een tekst toetsen op formeel taalgebruik op woordniveau, zinsniveau en tekstniveau.

Je kunt een informele tekst formeel herschrijven

Slide 4 - Diapositive

Wat weet jij over woorden?


Van informeel naar formeel


Oefenen met formeel en informeel schrijven

Slide 5 - Diapositive

Engels
Frans
Nederlands
Chinees
Japans
Welke taal heeft de meeste woorden in het woordenboek? Sleep het aantal woorden naar de juiste taal.
500.000 woorden
430.000 woorden
370.000 woorden
171.476 woorden
100.000 woorden

Slide 6 - Question de remorquage

Hoeveel procent van de verschillende woorden moet je kennen om een tekst te begrijpen?
A
60%
B
70%
C
80%
D
90%

Slide 7 - Quiz

Hoe groot moet je woordenschat zijn om je later zelfstandig te kunnen redden?
A
7.000 woorden
B
12.000 woorden
C
20.000 woorden
D
60.000 woorden

Slide 8 - Quiz

Wat is de herkomst van
iemand links laten liggen
A
de meesten schrijven met rechts, dus links is dan minder
B
links betekent in het Latijn 'negeren'
C
Alles wat van links kwam, was vroeger slecht. Daar kijk je liever niet naar.
D
De vroegere koning in Nederland was blind aan zijn linkeroog. Hij zag dus niet wat links van hem was.

Slide 9 - Quiz

Wat is de herkomst van
door het oog van de naald kruipen
A
Het is heel lastig om een draad door het oog van een naald te doen
B
In het Romeinse Rijk noemden ze grotten ogen van naalden. Je wist nooit of er gevaar in dreigde.
C
Omdat kamelen waarschijnlijk alleen kruipend door de poorten uit het Bijbelse Jeruzalem konden komen
D
Als je een draad door het oog hebt, kun je pas verder.

Slide 10 - Quiz

Formeel schrijven
Je hebt een te informeel bericht naar je mentor gestuurd en moet dit bericht herschrijven.

Let op woordgebruik, zinsvorming en tekstopbouw.

Je mag het bericht aanpassen en nieuwe, belangrijke informatie bedenken.

Typ je antwoord in de slide hierna

Slide 11 - Diapositive