27 mei (H+) check gram. ontleden en der/ein schema + woordjes

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Willkommen in dieser Stunde.

 

Na dit uur weet je of je:

* het "spiekbriefje" van de vorige les al goed uit je hoofd kent

* of je het stappenplan kan volgen

* of je dan de juiste vervoeging kan invullen  

Hoe ziet het der- en het ein-schema eruit? Schrijf dat hieronder op.

Der Lehrer schickt seinen Schülern eine Email.
Welke naamval is Der Lehrer

1. 1e
2. 3e
3. 4e

oefenen met ontleden

in de volgende slides krijg je steeds een vraag. Kies steeds het juiste antwoord. Je hebt 45 seconden per vraag.

Die Eltern schenkten ihren Kindern Geld.
Welke naamval is ihren Kindern?

1. 3e
2. 4e
3. 1e

Meine Mutter hat einen kleinen Bruder.
Welke naamval is meine Mutter

1. 4e
2. 1e
3. 3e

Der Lehrer schickt seinen Schülern eine Email.

Welke naamval is eine Email

1. 1e
2. 3e
3. 4e

Meine Mutter hat einen kleinen Bruder.
Welke naamvallen zitten in deze zin

1. 1e + 4e
2. 3e + 4e
3. 1e +3e

Sleepvragen

Er volgen nu een paar sleepvragen. 

Zorg dat de woorden op de juiste plek komen te staan

1. Kinder mögen oft (geen) .................................................... Gemüse (o)

2. Der Mann  will (een) ................................................ Buch (o) kaufen.

3. Ich verstehe  (de) .............................................................. Frage (v) nicht.

4. Er will (zijn) ................................................ Oma eine Karte schicken.

5. Der Mann  gibt (zijn) ................... Kunden (mv) ein Geschenk. 

die

kein

seinen

ein

seiner

oefenen met het toepassen van het schema

in de volgende slides krijg je steeds een vraag. Kies steeds het juiste antwoord. Je hebt 1 minuut per vraag.

Ich zeige (mijn) Mutter wo das Geschäft ist.

1. mein
2. meine
3. meiner
4. meinen

Ich zeige (mijn) Mutter wo das Geschäft ist.

1. jed
2. jede
3. jeden
4. jedes

Unser Haus hat (geen) Garten (m)

1. kein
2. keine
3. keinen
4. keiner

Welke vraag had je net fout?

1. Ich zeige (mijn) Mutter wo das Geschäft ist.
2. Ich zeige (mijn) Mutter wo das Geschäft ist.
3. Unser Haus hat (geen) Garten (m)
4. Ik had alle vragen goed

Waar wil jij nog extra uitleg over?
Probeer dit zo concreet mogelijk te benoemen

woordjes geleerd? 

Ga naar Quizlet live en laat maar eens zien wat je al weet: 

de link komt in de volgende slide

 

En nu verder weer in het boek

Uitleg Opdr. 14 t/m 16.

(Kapitel 3 Lektion 5)

https:

Dank voor je aandacht en graag tot volgende week!

Blijf de woordjes en zinnen bijhouden met leren. 

De link van deze les staat straks in de klas bij LessonUp. Dan kan je de les nog eens inzien en bekijken waarin je jezelf nog kan verbeteren. 

Heel veel succes met alles en blijf vooral gezond! 

Het huiswerk voor de volgende keer staat aan einde van de dag in Magister.