havo 4 herhaling paragraaf 1.1 en 1.2

herhaling paragraaf 1.1 en 1.2
herhaling paragraaf 1.1 en 1.2
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

herhaling paragraaf 1.1 en 1.2
herhaling paragraaf 1.1 en 1.2

Slide 1 - Diapositive

Sedimentatie vindt vooral plaats in
A
bovenloop
B
middenloop
C
benedenloop

Slide 2 - Quiz


A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop

Slide 3 - Quiz

In de bovenloop is ...
A
de erosie en de sedimentatie klein
B
de erosie groot en de sedimentatie klein
C
de erosie klein en de sedimentatie groot
D
de erosie en de sedimentatie groot

Slide 4 - Quiz

De bovenloop van de Rijn heeft een:
A
Lage stroomsnelheid, weinig erosie
B
Hoge stroomsnelheid, weinig erosie
C
Hoge stroomsnelheid, veel erosie
D
Lage stroomsnelheid, veel erosie

Slide 5 - Quiz

Nederland ligt in de .... van de Rijn?
A
Bovenloop
B
Benedenloop
C
Middenloop

Slide 6 - Quiz

Waar is het debiet het hoogst?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop

Slide 7 - Quiz

De rivier meandert
vooral in de ...
A
bovenloop
B
benedenloop
C
middenloop

Slide 8 - Quiz

Rivieren in de benedenloop vervoeren meer water dan rivieren in de bovenloop, doordat..
A
Het in de benedenloop meer regent.
B
Er in de benedenloop steeds meer zijrivieren bijkomen.
C
Rivieren in de benedenloop langzamer stromen.
D
Rivieren in de benedenloop meer materiaal vervoeren.

Slide 9 - Quiz

In de bovenloop:
is er veel of weinig verval
is er veel of weinig verticale erosie
A
veel verval / veel verticale erosie
B
veel verval / weinig verticale erosie
C
weinig verval / veel verticale erosie
D
weinig verval / weinig verticale erosie

Slide 10 - Quiz

Het verhang is in de ................... het grootst
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop

Slide 11 - Quiz

Het regiem is:
A
de hoeveelheid water die door de rivier stroomt
B
De snelheid van het water
C
De schommelingen in de waterafvoer van een rivier
D
het hoogteverschil van de rivier per kilometer

Slide 12 - Quiz


2 beweringen:
1. Het stroomgebied van de Maas is groter dan het stroomgebied van de Rijn.
2. Het regiem van de rivier de Rijn is stabieler dan het regiem van de Maas
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 13 - Quiz

De Maas is een regenrivier, daarom is het regiem
A
regelmatig
B
onregelmatig

Slide 14 - Quiz

Door klimaatveranderingen verandert het neerslagregiem. Wat betekent dit voor het regiem van de rivier?
A
Deze wordt onregelmatiger.
B
In het voorjaar is er minder water in de rivier.
C
Deze wordt regelmatiger.
D
In het najaar is er meer water in de rivier.

Slide 15 - Quiz

Het regiem van de Maas bij Chooz is regelmatiger dan het regiem van de Rijn bij Basel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

De piekafvoer is....
A
een sterk verhoogde afvoer van water in een rivier op een bepaald moment.
B
een verhoogde hoeveelheid smeltwater.
C
een piek in het neerslagregiem.

Slide 17 - Quiz

Piekafvoer wordt versterkt door.....
A
ontbossing
B
verstening
C
bevroren ondergrond
D
minder vegetatie

Slide 18 - Quiz

De Rijn heeft zijn piekafvoer in...
A
de zomer
B
de herfst
C
de winter
D
het voorjaar

Slide 19 - Quiz

Wat hoort bij de afbeelding?
A
dwarsprofiel van een rivier
B
lengteprofiel van een rivier

Slide 20 - Quiz

Uiterwaarden liggen in buitendijks gebied.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Waar ligt dit dorp?
A
in buitendijks gebied
B
in binnendijks gebied
C
in een uiterwaard

Slide 22 - Quiz

Waarom ligt het
buitendijks gebied hoger
dan het binnendijks gebied?
A
in het binnendijks gebied vindt sedimentatie plaats
B
in het binnendijks gebied vindt erosie plaats
C
in het buitendijks gebied vindt sedimentatie plaats
D
in het buitendijks gebied vindt erosie plaats

Slide 23 - Quiz

Het nemen van maatregelen gericht op het reguleren van het waterpeil in een rivier doormiddel van stuwen en sluizen noemen we .....
A
uiterwaard
B
zomerbed
C
kribben
D
kanalisatie

Slide 24 - Quiz

De vertragingstijd is...
A
De de hoeveelheid tijd die water nodig heeft om na een regenbui in de rivier te komen.
B
De tijd die vegetatie nodig heeft om water op te nemen.
C
De tijd die water erover doet om van de bron naar de monding van de rivier te stromen.
D
De tijd tussen neerslag en verdamping.

Slide 25 - Quiz

Twee beweringen:
1. Door verstening wordt de vertragingstijd langer
2. Door ontbossing wordt de vertragingstijd korter
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 26 - Quiz