Lidwoorden en meervoud in het Engels

Welcome 
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1-3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welcome 

Slide 1 - Diapositive

TODAY'S LESSON
  • Lidwoorden   
  • Meervoud in het Engels

Slide 2 - Diapositive

Articles - lidwoorden

Slide 3 - Diapositive

Articles
Lidwoorden

Wanneer je in het Nederlands de of het voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels the

Wanneer je in het Nederlands een voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels a of an

Slide 4 - Diapositive

Lidwoord a/an/the
 een ..........: a / an
de / het ..........: the

een tafel - a table           een ei - an egg
de tafel - the table          het ei - the egg



 

Slide 5 - Diapositive

Lidwoord a/an
a gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker:

a pet               a teacher           a bycicle
a car                  a door               a room
 

Slide 6 - Diapositive

Lidwoord a/an
an gebruik je voor woorden die beginnen met een klinker:

an ear            an investigation         an officer
an apple            an Englishman          an answer
 

Slide 7 - Diapositive

a of an?
..... banana
A
a
B
an

Slide 8 - Quiz

a of an?
.... artwork
A
a
B
an

Slide 9 - Quiz

a of an?
..... house
A
a
B
an

Slide 10 - Quiz

a of an?
.... apple
A
a
B
an

Slide 11 - Quiz

a of an?
.... hat
A
a
B
an

Slide 12 - Quiz

a of an?
.... school
A
a
B
an

Slide 13 - Quiz

Meervoud



De verschillende regels in het Engels

Slide 14 - Diapositive

Hoe maak je meervouden in het Engels?
De algemene regel is:
Zet een -s achter het zelfstandig naamwoord.
one boy --> two boys
one apple --> three apples
one house --> four houses
one chair --> six chairs
Onthoud: nooit 's! 

Slide 15 - Diapositive

Woorden die eindigen op een s-klank
Eindigt woord op -s, -ss, -sh, -tch, -x --> meervoud wordt -es
one bus --> two buses 
one business --> two businesses
one wish --> two wishes
one witch --> two witches
one box --> two boxes 
businesses

Slide 16 - Diapositive

Woorden die eindigen op een o-klank
Eindigt woord op een medeklinker + o --> meervoud wordt -es
one potato --> two potatoes
one hero --> two heroes
one tomato --> two tomatoes
Maar let op:
one piano --> two pianos
one photo --> two photo

Slide 17 - Diapositive

Woorden die eindigen op een o-klank
Eindigt woord op een klinker + o --> meervoud wordt -s
one radio --> two radios
one zoo --> two zoos
one video --> two videos
one duo --> two duos

Slide 18 - Diapositive

Woorden die eindigen op f(e)
3. Eindigt het woord op -f(e) --> meervoud wordt -ves
one knife --> two knives
one life --> two lives
one calf --> ten calves
Maar let op:
one roof --> two roofs
one cliff --> two cliffs

Slide 19 - Diapositive

Woorden die eindigen op medeklinker+y
Eindigt het woord op medeklinker + Y --> meervoud wordt -ies
one baby --> two babies
one hobby --> two hobbies
one story --> three stories

Slide 20 - Diapositive

Woorden die eindigen op klinker+y
Eindigt het woord op klinker+ y--> meervoud wordt -s
one boy --> two boys
one toy --> two toys
one key --> three keys

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Wat moet je doen om een woord in het meervoud te zetten in het Engels
A
Er een 's achter zetten
B
Er een -s achter zetten
C
Niks, alle woorden zijn meervoud
D
A, B en C zijn goed.

Slide 23 - Quiz

Wat is het meervoud van girl?
A
Girl's
B
Girl
C
Girls
D
A,B,C zijn goed

Slide 24 - Quiz

Wat is het meervoud van knife
A
Knifes
B
Knive
C
two pairs of knife
D
Knives

Slide 25 - Quiz

Wat is het meervoud van bus?
A
Buses
B
Busses
C
Bus
D
Bussen

Slide 26 - Quiz

Wat is het meervoud van baby?
A
Babbies
B
Baby's
C
Babies
D
Bebes

Slide 27 - Quiz

One toy, two ......
A
Toijs
B
Toies
C
Toys
D
Toy's

Slide 28 - Quiz

One potato, two ..........
A
Potatoes
B
Potato's
C
Potatos

Slide 29 - Quiz

There are six ........... nearby.
A
Zoo's
B
Zoe's
C
Zoes
D
Zoos

Slide 30 - Quiz