§3.1 Klimaten wereldwijd

§ 3.1 Klimaten wereldwijd
                    

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

§ 3.1 Klimaten wereldwijd
                    

Slide 1 - Diapositive

Planning

  • Weer en klimaat + video
  • Hoge en lage breedte
  • Klimaatgrafiek analyse en tekenen
  • Verschillende klimaten

Slide 2 - Diapositive

Wat leer je deze les?
1. Je weet welke klimaten op aarde voorkomen

2. Je begrijpt welke invloed breedteligging heeft op de klimaten

3. Je kunt uitleggen waarom de begroeiing tussen de verschillende klimaten verschillend is.

4. Je kunt een klimaatgrafiek aflezen en tekenen. 

Slide 3 - Diapositive

Weer en klimaat
Weer:
Weer is de toestand van de dampkring op een bepaalde plaats en op een bepaalde tijd. Kenmerken van het weer zijn temperatuur, wind en neerslag.

Klimaat:

Het klimaat is de gemiddelde weersgesteldheid in een gebied gemeten over een lange periode. Meestal over dertig à veertig jaar. Men kent verschillende klimaten, o.a. een zeeklimaat, landklimaat of Middellandse Zeeklimaat.

Slide 4 - Diapositive

0

Slide 5 - Vidéo

Rond de evenaar (0° NB/ZB)  = lage breedte
Vanaf 40° NB/ZB = hoge breedte

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Klimaatgrafiek van Ottowa
Zoals je ziet bestaat een klimaatgrafiek uit:

- een lijngrafiek voor de temperatuur en 
- een staafgrafiek voor de neerslag.

Slide 8 - Diapositive

Klimaatgrafiek van Ottowa
Noteer de nummers van de volgende uitspraken in je schrift en schrijf erachter welke maanden in Ottawa erbij horen.

1. Ottowanen hebben het heel erg koud, de sneeuw ligt meters hoog.

2. Het is nu echt zomer.

3. De sneeuw begint nu overal te smelten, Ottowa verlangt naar de lente.

Slide 9 - Diapositive

Klimaatgrafiek van Ottowa
Noteer de nummers van de volgende uitspraken in je schrift en schrijf erachter welke maanden in Ottawa erbij horen.

1. Ottowanen hebben het heel erg koud, de sneeuw ligt meters hoog.
december, januari, februari
2. Het is nu echt zomer.

3. De sneeuw begint nu overal te smelten, Ottowa verlangt naar de lente.

Slide 10 - Diapositive

Klimaatgrafiek van Ottowa
Noteer de nummers van de volgende uitspraken in je schrift en schrijf erachter welke maanden in Ottawa erbij horen.

1. Ottowanen hebben het heel erg koud, de sneeuw ligt meters hoog.
december, januari, februari
2. Het is nu echt zomer.
juli
3. De sneeuw begint nu overal te smelten, Ottowa verlangt naar de lente.

Slide 11 - Diapositive

Klimaatgrafiek van Ottowa
Noteer de nummers van de volgende uitspraken in je schrift en schrijf erachter welke maanden in Ottawa erbij horen.

1. Ottowanen hebben het heel erg koud, de sneeuw ligt meters hoog.
december, januari, februari
2. Het is nu echt zomer.
juli
3. De sneeuw begint nu overal te smelten, Ottowa verlangt naar de lente.
april

Slide 12 - Diapositive

Zelf een klimaatgrafiek maken
Je gaat nu zelf een klimaatgrafiek maken van de stad Clyde.
 In tabel hiernaast staan de klimaatgegevens met de temperatuur en de neerslag. 

a. Je begint met de temperatuur: zet voor elke maand een rood puntje op de juiste hoogte in het midden van de kolom van die maand (let op de rechterkant van de grafiek).

b. Als je twaalf puntjes hebt gezet, verbind je alle puntjes met elkaar door er een rode lijn doorheen te trekken.

c. Nu doe je de neerslag: zet voor elke maand een blauw streepje in elke kolom bij de hoogte van de neerslag (let op de linkerkant van de grafiek).
d. Kleur de ruimte onder het blauwe streepje blauw.

Slide 13 - Diapositive

Zelf een klimaatgrafiek maken
Je gaat nu zelf een klimaatgrafiek maken van de stad Clyde.
 In tabel hiernaast staan de klimaatgegevens met de temperatuur en de neerslag. 

a. Je begint met de temperatuur: zet voor elke maand een rood puntje op de juiste hoogte in het midden van de kolom van die maand (let op de rechterkant van de grafiek).

b. Als je twaalf puntjes hebt gezet, verbind je alle puntjes met elkaar door er een rode lijn doorheen te trekken.

c. Nu doe je de neerslag: zet voor elke maand een blauw streepje in elke kolom bij de hoogte van de neerslag (let op de linkerkant van de grafiek).
d. Kleur de ruimte onder het blauwe streepje blauw.

Slide 14 - Diapositive

Zelf een klimaatgrafiek maken
Bedenk zelf neerslag en temperatuur.
Vul een tabel in en geef deze aan jouw buurman of -vrouw.
Maak de grafiek met de gegevens die je van hem of haar krijgt.

Kun je er een zo passend mogelijk  klimaat bij vinden ?

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Om welke klimaten gaat het in de trailers die je te zien krijgt? 

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Klimaten op lage breedte
Tropisch regenwoudklimaat
  • Niet kouder dan 18 graden Celsius.
  • Iedere dag regen (neerslag).
  • Géén seizoenen.
  • Veel verschillende soorten planten.


Savanneklimaat

  • Niet kouder dan 18 graden Celsius.
  • Periode geen regen (neerslag).
  • Verspreid voorkomende bomengroei (zie foto).

Slide 31 - Diapositive

Klimaten op lage breedte
Woestijnklimaat
  • Tussen de 25 en 45 graden Celsius.
  • Minder dan 250 mm neerslag per jaar (héél   weinig regen).
  • Te droog voor boomgroei.

Steppeklimaat
  • Niet kouder dan 18 graden Celsius.
  • Per jaar valt er ongeveer 250 tot 500 mm neerslag (iets meer dan de woestijn, zie foto).

Slide 32 - Diapositive

Klimaten op hoge breedte
Gematigd klimaat
  • Temperatuur wordt beïnvloed door de zee.
  • Milde zomers en zachte winters (kleine temperatuurschillen).
  • Loofbossen

Landklimaat
  • Warme zomers en strenge winters (grote temperatuur verschillen).
  • Naaldbossen

Slide 33 - Diapositive

Klimaten op hoge breedte
Poolklimaat
1. Toendraklimaat
  • In de zomer niet warmer dan 10 graden.
  • Groeien géén bomen (te kort groeiseizoen).
  • Gebieden waar het hele jaar sneeuw ligt.
2. Hooggebergteklimaat
  • Altijd onder 0 graden Celcius.
  • Gebergtes
3. IJsklimaat
  • Altijd onder 0 graden Celcius.
  • Noord- en zuidpool

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

0

Slide 36 - Vidéo

Temperatuur verschillen op aarde
Het aardoppervlak is van zichzelf koud. 
Er is een 'kachel' nodig om de aarde te verwarmen. 
De kachel is natuurlijk de zon. 
De zon is een vuurbal met een temperatuur van 6000 graden Celcius. 
Hij straalt zoveel hitte uit  dat je de warmte op de aarde kunt voelen. MAAR! De zon geeft niet overal evenveel warmte. 

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Lien