Les 4 Zenuwweefsel en Spierweefsel

Hoofdstuk 1.4 en 1.5
Zenuwweefsel en spierweefsel


Beautyleven boek 2
Het menselijk lichaam
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
uiterlijke verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 1.4 en 1.5
Zenuwweefsel en spierweefsel


Beautyleven boek 2
Het menselijk lichaam

Slide 1 - Diapositive

Hoe werkt een holocriene klier?
A
Scheiden alleen het product af wat in de klier gemaakt wordt. De kliercel blijft behouden.
B
Scheiden het product en een deel van de kliercel af.
C
Scheiden het product en de gehele kliercel af.

Slide 2 - Quiz

Waar bevind zich het DNA?
A
In het cellichaam
B
In de celkern
C
In het cytoplasma

Slide 3 - Quiz

Wat betekent het dat een celmembraan semipermeable is?

Slide 4 - Question ouverte

Hoeveel chromosomen paren bevinden zich in een cel?
A
92
B
46
C
23

Slide 5 - Quiz

Hoe werkt een eccriene klier?
A
De kliercel gaat voor een deel verloren
B
De kliercel gaat in zijn geheel verloren
C
De kliercel blijft in zijn geheel in tact.

Slide 6 - Quiz

Welke drie soorten steunweefsel zijn er?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is het meest voorkomende steunweefsel in het lichaam?
A
Bindweefsel
B
Kraakbeenweefsel
C
Beenweefsel

Slide 8 - Quiz

Waar in ons lichaam vinden we glasachtig kraakbeen?
A
Verbindt de ribben met het borstbeen
B
Oren en de neusvleugels
C
Tussenwervelschrijven

Slide 9 - Quiz

Welke drie bindweefselvezels zijn er?

Slide 10 - Question ouverte

Leerdoelen
  • Je kan de verschillende soorten zenuwweefsel benoemen.
  • Je kan de functie van de verschillende soorten zenuwweefsel benoemen.
  • Je kan de verschillende soorten spierweefsel benoemen.
  • Je kan benoemen waar de verschillende soorten spierweefsel zich bevinden in het lichaam. 

Slide 11 - Diapositive

Zenuwweefsel
  • Het zenuwstelsel is opgebouwd uit zenuwweefsel. 
  • Het vangt prikkels op , verwerkt ze en geeft impulsen door.
  • Zenuwweefsel bestaat uit zenuwcellen, ook wel neuronen genoemd. 

Bouw van een neuron: 
Dendrieten: Korte uitlopers, geleiden prikkels naar
 het zenuwcellichaam toe.
Neurieten: Lange uitlopers,  geleiden prikkels van het
 zenuwcellichaam af.

Een zenuwcel heeft één neuriet en meerdere dendrieten.

Slide 12 - Diapositive

Drie soorten zenuwen
  • Motorische zenuwen: geleiden prikkels vanaf de hersenen en het ruggenmerg naar de spieren of klieren toe. 
  • Sensibele zenuwen: geleiden prikkels vanuit het lichaam naar de hersenen en het ruggenmerg toe.
  • Gemengde zenuwen:  bestaan uit motorische en sensibele zenuwen. 

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Spierweefsel
  • Belangrijkste eigenschap is dat spierweefsel zich kan samentrekken. 
  • Voor het samentrekken van de spier is een zenuwprikkel nodig.

Er zijn drie soorten spierweefsel:
Glad spierweefsel: trekt zich langzaam en gelijkmatig samen, onwillekeurig spierweefsel, zit in de inwendige organen, zoals de maag, darmen en bloedvaten.
Dwarsgestreept spierweefsel: trekt zich snel en krachtig samen, willekeurig spierweefsel, mimische spieren en skeletspieren, sturen bewegingen aan zoals rennen, zwaaien, lachen.
Hartspierweefsel: structuur lijkt op dwarsgestreept spierweefsel, onwillekeurig spierweefsel, trekt krachtig samen maar je kunt geen invloed uitoefenen op de beweging van het spierweefsel. 


Slide 15 - Diapositive

Opbouw van een spier
Een spier is opgebouwd uit spiervezels
met daarom heen bindweefselvlies.
Om een grotere groep vezels zit weer 
een bindweefselvlies. Zo ontstaat er uit
een groep spiervezels een spierbundel. 
Een aantal spierbundels bij elkaar 
vormt een spier. 

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Lien

Opdracht
Maken opdracht 7

Leren hoofdstuk 1 
Morgen oefentoets over heel hoofdstuk 1

Slide 18 - Diapositive