4.1 lading en spanning

H4. Elektriciteit
4.1 lading en spanning.
Benodigdheden
- Boek en schrift
- Pen, potlood
- iPad of telefoon 




Lessonup
- JA doen we op tablet of telefoon
huiswerk
-opgave 1 t/m 14
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

H4. Elektriciteit
4.1 lading en spanning.
Benodigdheden
- Boek en schrift
- Pen, potlood
- iPad of telefoon 




Lessonup
- JA doen we op tablet of telefoon
huiswerk
-opgave 1 t/m 14

Slide 1 - Diapositive

4.1 Elektrische lading en spanning

Lesdoelen: 
- Wat is statische elektriciteit is.
- Wat zijn elektronen en hoe verplaatsen elektronen zich. 
- wat is spanning en het verschil tussen stroomrichting
 en richting van elektronen.


Slide 2 - Diapositive

Hoe kom je elektriciteit tegen in het dagelijkse leven?

Slide 3 - Diapositive

Geheim van een atoom
  • Een atoom bestaat uit een atoomkern en vrije bewegende elektronen.
  • De atoomkern is positief geladen (+) en de elektronen zijn negatief geladen (+). 
  • Als er evenveel protonen als elektronen zijn in één atoom dan is het atoom elektrisch neutraal.  

Slide 4 - Diapositive

Lading 
2 soorten lading:
  • Positieve lading(+)
  • Negatieve lading(-)

  • Als een voorwerp statisch geladen is, heeft het voorwerp te veel positieve of te veel  negatieve lading.

Slide 5 - Diapositive

Wrijving
  • Bij wrijving springen elektronen over van staaf naar doek, de staaf wordt positief geladen en de doek negatief.

  • Bij wrijving verplaats je altijd de negatieve lading!

  • Elektronen zijn negatief geladen deeltjes

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Lien

Slide 8 - Lien

Slide 9 - Diapositive

Spanning
Spanning is het ladingsverschil. Elektronen aan de negatieve kant willen naar de positieve kant, zonder een verbinding is er een verschil van lading, genoemd spanning. 

 Het verschil van deze spanning kan je meten met een spanningsmeter. Die meet dus het verschil in lading tussen de veel en weinig elektronen. 
Afkorting van spanning is U en zijn eenheid is volt met afkorting V

Slide 10 - Diapositive

Spanningsbronnen
Om een apparaat aan te houden heb je een constante spanning nodig. Een bliksem of schokje is dus te kort. Daarom hebben we spanningsbronnen gemaakt. Die blijven langdurig spanning aanleveren. 

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Lien

Feiten 
In een stroomkring stromen elektronen van de negatieve pool (-) naar de positieve pool (+).

Een spanningsbron moet lange tijd een stroom kunnen laten lopen. Daarvoor gebruik je een batterij, accu of stopcontact.



Slide 13 - Diapositive

De twee ballen zijn op dezelfde manier geladen
De ene bal is geladen, de andere niet
De twee ballen zijn helemaal niet geladen

Slide 14 - Question de remorquage

Hoe heten de deeltjes die overspringen van een voorwerp?
A
positieve lading
B
elektronen
C
spanningsdeeltjes

Slide 15 - Quiz

Wanneer is een voorwerp (elektrisch) neutraal
A
Wanneer zich in het voorwerp meer positieve als negatieve lading bevindt
B
wanneer er in zich in het voorwerp meer negatieve als positieve lading bevindt
C
Wanneer er precies evenveel positieve als negatieve lading in een voorwerp zit
D
wanneer het voorwerp neutrale lading bevat

Slide 16 - Quiz

wat gebeurd er wanneer er wrijving plaatsvind tussen een ballon en een trui.
A
Door de wrijving zullen negatieve deeltjes overspringen naar de ballon, de ballon is negatief geladen en de trui positief.
B
Door de wrijving zal de ballon elektrisch neutraal worden
C
Door de wrijving zullen de negatieve deeltjes overspringen naar de ballon. de ballon en de trui zullen beiden negatief geladen zijn
D
Er gebeurt niets

Slide 17 - Quiz

Welke uitspraak is juist, in een stroomkring.....
A
stromen elektronen van negatief (-) naar positief(+) en de stroom loopt van positief(+) naar negatief(-)
B
stromen elektronen van positief (+) naar negatief(-) en de stroom loopt van negatief (-) naar positief(+)
C
stromen elektronen van positief (+) naar negatief(-) en de stroom loopt van positief(+) naar negatief(-)
D
stromen elektronen van negatief (-) naar positief(+) en de stroom loopt van negatief(-) naar positief(+)

Slide 18 - Quiz

Lesdoelen
  • wat is statische elektriciteit?
  • wat zijn elektronen? 
  • Wat is het verschil tussen de stroomrichting en de richting waarin elektronen bewegen?





Huiswerk: opgave 1 t/m 14

Slide 19 - Diapositive