Op welke manier lees je om het onderwerp van een tekst te vinden?
A
oriënterend
B
globaal
C
zoekend
D
intensief
Slide 4 - Quiz
Op welke manier moet je lezen om de deelonderwerp van een tekst te vinden?
A
oriënterend
B
globaal
C
zoekend
D
intensief
Slide 5 - Quiz
Wie weet nog wat de HOOFDGEDACHTE van een tekst is?
Slide 6 - Question ouverte
Waar vind je de hoofdzaken van een tekst NIET terug?
A
In de inleiding
B
In het slot
C
In een voorbeeld of uitleg
D
In de hoofdgedachte
Slide 7 - Quiz
Welke tekstverbanden ken je nu?
opsommend verband
tegenstellend verband
redengevend verband
toelichtend verband
Slide 8 - Diapositive
Signaalwoord van tegenstellend verband
Slide 9 - Carte mentale
Signaalwoord van opsommend verband
Slide 10 - Carte mentale
Signaalwoord van chronologisch verband
Slide 11 - Carte mentale
Signaalwoord van toelichtend verband
Slide 12 - Carte mentale
De opdracht
Je krijgt steeds een of meer zinnen te zien. De zinnen hebben iets met elkaar te maken, er bestaat een verband tussen. ook kan er binnen een zin een verband bestaan tussen twee delen van de zin.
Geef steeds aan welk verband er is tussen de zinnen.
Slide 13 - Diapositive
Welk tekstverband? Roos wil weer naar school; Bas daarentegen heeft geen zin.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologisch
D
toelichting
Slide 14 - Quiz
Welk tekstverband? Mark maakt zijn huiswerk voor Frans, ook gaat hij voor Duits aan de slag.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologisch
D
toelichting
Slide 15 - Quiz
Je moet een vliegticket kopen en je hotel betalen. Bovendien heb je op reis zakgeld nodig.
A
tegenstellend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
toelichtend verband
Slide 16 - Quiz
Ik ga graag op vakantie naar Italië, maar ik houd niet van pizza's.