H3 Herhaling getallen

H3 Getallen
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

H3 Getallen

Slide 1 - Diapositive

Lees de theorie blz. 248
Par. 4 Spelling - Getallen

Slide 2 - Diapositive

Verlengde instructie: Getallen
Getallen schrijf je soms in cijfers en soms in letters

Daar zijn spellingsregels voor.

Slide 3 - Diapositive

Verlengde instructie: getallen

Slide 4 - Diapositive

Cijfers
Je schrijft getallen in cijfers voor: 
  • getallen boven de twintig: 22, 45, 67
  • maten: 4 meter
  • gewichten: 6 kilogram
  • telefoonnummers: 06-12345678
  • bedragen: € 5,-  / 6 euro
  • data: 1 mei 2023
  • exacte tijdstippen: 17:00 uur
  • percentages: 50%


Slide 5 - Diapositive

Verlengde instructie: getallen
Wanneer schrijf je getallen in letters/woorden?
1. voor hele getallen van één tot en met twintig (vier, dertien, etc.);
2. Voor de woorden tientallen tot honderd; vijftig, zeventig, negentig
3. Voor de woorden: honderdtallen tot duizend; achthonderd, tweehonderd
4. Voor de woorden: duizendtallen tot tienduizend; tienduizend, zesduizend
5. Voor de woorden: honderdduizend, miljoen, miljard en biljoen
6. Voor de rangtelwoorden van de hierboven genoemde getallen: twaalfde, zeventigste, moljoenste

Slide 6 - Diapositive

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Gelukkig lagen er nog wel meer dan 50 zakken!
B
Gelukkig lagen er nog wel meer dan vijftig zakken!

Slide 7 - Quiz


Wat is de juiste spelling van getallen in de zin. 
Ik kreeg een bon van ______ euro.
A
10
B
tien

Slide 8 - Quiz

Welke getallen zijn op de juiste manier genoteerd?
A
acht, achthonderd
B
8, achthonderd
C
acht, 8 honderd
D
8, 8 honderd

Slide 9 - Quiz

GETALLEN
Voor dit spel heb je .......... kaarten nodig.
A
32
B
tweeëndertig

Slide 10 - Quiz

Stelling:
Je gebruikt letters voor hele getallen van één tot en met dertig.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze van de getallen in de zin?
A
Daarna heb ik tot ’s avonds 18:00 uur niets meer gegeten.
B
Daarna heb ik tot ’s avonds zes uur niets meer gegeten.

Slide 12 - Quiz

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Een pak suiker weegt 2 kilogram.
B
Een pak suiker weegt twee kilogram.
C
Een pak suiker weeg 2 kg.
D
Een pak suiker weegt twee kg.

Slide 13 - Quiz

Wanneer gebruik je cijfers?
A
getallen boven de 20, uitgezonderd tien- en honderdtallen
B
voor tientallen tot honderd.

Slide 14 - Quiz

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Nu zijn ze maar 1 euro 50.
B
Nu zijn ze maar een euro vijftig.

Slide 15 - Quiz

Getallen tot en met het woord 'duizend' schrijf je aan elkaar.
Dus: achthonderd, maar vijf duizend gesneuvelden
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 16 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze van de getallen in de zin?
A
Mijn tweede broertje at er 23.
B
Mijn 2e broertje at er 23.
C
Mijn 2e broertje at er drieëntwintig.
D
Mijn tweede broertje at er drieëntwintig.

Slide 17 - Quiz

Van de 44 reizigers waren er twaalf ziek geworden.
A
getallen zijn goed gespeld
B
twaalf moet 12 zijn
C
44 moet vierenveertig zijn

Slide 18 - Quiz

Welke getallen mag je in cijfers uitschrijven?
A
alle getallen
B
alleen tijden
C
alleen telefoonnummers
D
verwijzingen naar maten, gewichten en bedragen

Slide 19 - Quiz

Getallen onder de twintig moet je uitschrijven in woorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Is het getal goed of fout gespeld?

Van de 23 leerlingen hebben er maar negen hun huiswerk gemaakt.
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quiz

Is het getal goed of fout gespeld?

5 kilo.
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quiz

Is het getal goed of fout gespeld?

tien april.
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quiz

Is het getal goed of fout gespeld?

vijf euro.
A
Goed
B
Fout

Slide 24 - Quiz