Luistervaardigheid + Present Simple

Goals for today
- You are able to answer questions about a short listening fragment.
- You are able to use the correct grammar for facts/habits.
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Goals for today
- You are able to answer questions about a short listening fragment.
- You are able to use the correct grammar for facts/habits.

Slide 1 - Diapositive

Tips: Practice
  • Engels-talige films/series met Engelse ondertiteling kijken
  • Spotify/Youtube etc - Zoek bij je favoriete nummers de tekst en probeer mee te zingen

Slide 2 - Diapositive

Tips: Test
- Vraag lezen voordat je stukje begint/tijdens de tijd die hiervoor is. 
- Weet je antwoord niet: gokken.
- Niet lezen tijdens fragment
- Luister altijd hele fragment, soms kan het A lijken, maar B zijn.

Slide 3 - Diapositive

Voordat we beginnen...
Voor meerkeuze vragen is de tijd beperkt (30 seconden tot 45 seconden)
De vragen beantwoord je in het Nederlands

Slide 4 - Diapositive

Aan wie gaat Kim appels geven?
A
Aan een tijger
B
Aan haar broertje
C
Aan een paard
D
Aan de buurman

Slide 5 - Quiz

Welk dier heeft Alex in zijn slaapkamer?
A
Vis
B
Slang
C
Hagedis
D
Schildpad

Slide 6 - Quiz

Wat is het lievelingsfruit van de moeder?
A
Sinaasappel
B
Ananas
C
Appel
D
Kokosnoot

Slide 7 - Quiz

Wat is Charlie’s favoriete dier?
A
De kangaroe
B
De panda
C
De leeuw

Slide 8 - Quiz

De volgende twee fragmenten...
... zijn 5 tot 6 minuten. Er zijn pauzes voor de vragen.
 Beantwoord de vragen in het Nederlands
Voor meerkeuze vragen is de tijd beperkt (30 seconden tot 45 seconden)

Tijdens het kijken van de video zijn je ogen op het scherm.

Slide 9 - Diapositive

7

Slide 10 - Vidéo

00:40
Op hoeveel graden wordt vloeibare suiker verhit in de ketel?
A
167
B
175
C
275
D
375

Slide 11 - Quiz

01:04
Wat doet de borstel?
A
veegt de overige meel af om opnieuw te gebruiken
B
maakt de randen schoon
C
zet een patroon in het meel

Slide 12 - Quiz

01:38
Waarvoor zijn de afdrukken in het meel?
A
als vormpjes voor de coating
B
om makkelijker te sorteren
C
als vormpjes voor de jellybeans

Slide 13 - Quiz

02:00
Waarom wordt de basis van de jelly beans in een droog ruimte voor 24 uur gestopt?
A
Zodat ze zachter worden
B
Zodat ze harder en taaier worden
C
Zodat ze plakkeriger worden
D
Zodat ze gaan glanzen

Slide 14 - Quiz

03:12
Wat wordt er toegevoegd aan de vloeibare suiker?
A
Kleurstof
B
Zoetstof
C
Geurstof
D
Suiker

Slide 15 - Quiz

04:10
Waarom wordt er was in de draaiende pan gestrooid?
A
Zodat de jelly beans matter worden
B
Om de de jelly beans een smaak te geven
C
Zodat ze harder worden
D
Zodat de jelly beans gaan glanzen

Slide 16 - Quiz

04:30
Hoe lang duurt het totale proces?
A
2 dagen
B
3 dagen
C
2,5 dagen
D
3,5 dagen

Slide 17 - Quiz

6

Slide 18 - Vidéo

00:33
Wat zijn de twee basistypes van een donut?

Slide 19 - Question ouverte

01:00
Welke type donut neemt meer tijd in om het te maken?
A
gist donut
B
cake donut

Slide 20 - Quiz

01:58
Waarom word het deeg bestrooid met water?

Slide 21 - Question ouverte

02:10
Waarom wordt het deeg bestrooid met mais zetmeel?
A
Zodat het deeg verhard
B
Zodat het niet plakt aan het mes
C
Zodat het deeg het eigen vorm behoud
D
Zodat het deeg dikker wordt

Slide 22 - Quiz

03:10
Na hoeveel minuten komen de donuts uit de frituur?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quiz

04:36
Hoeveel donuts vult een personeel per minuut? (vul alleen het getal in)

Slide 24 - Question ouverte

What did you think about the exercises?
te makkelijk
het is te doen
ik vond het lastig
ik weet niet wat ik hiervan moet vinden

Slide 25 - Sondage

Facts/Habits/Gewoontes
I run
You eat
He/She/It talks
We walk
They jog

Wat is hier een werkwoord? Steek je vinger op.

Slide 26 - Diapositive

Facts/Habits/Gewoontes
I run
You eat
He/She/It talks
We walk
They jog

Wat is hier een persoonlijke voornaamwoord? Steek je vinger op.

Slide 27 - Diapositive

Facts/Habits/Gewoontes
I run
You eat
He/She/It talks
We walk
They jog

Slide 28 - Diapositive

Tegenwoordige tijd/ Present Simple
I run
You eat
He/She/It talks
We walk
They jog

Persoonlijke voornaamwoord + hele werkwoord

Slide 29 - Diapositive

SHIT-rule
- Is alleen voor: HE - SHE - IT
- Werkwoord krijgt een S

He/She/It    talks

Slide 30 - Diapositive

He ______ every day to school
A
go
B
goes

Slide 31 - Quiz

She _____ the bus.
A
takes
B
take

Slide 32 - Quiz

It ______ every day.
A
rains
B
rain

Slide 33 - Quiz

Let op! Bij SHIT-rule
1. Werkwoord eindigt op een O 
> Go = GOES

2. Werkwoord eindigt met S/SH geluid 
> CatchES

3. Werkwoord eindigt op Y 
> Study = StudIES
Maak de opdrachten op de werkblad. 

Het gaat over de tegenwoordige tijd en de video.

Je mag met elkaar fluisteren.

Klaar? Bewaar je blad. Open Quizlet op magister en oefen de woordjes.

Slide 34 - Diapositive

Goals for today
- You are able to answer questions about a short listening fragment.
- You are able to use the correct grammar for facts/habits.

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive