Oefentoets H1, 2, 3 en 5

• rechten
• MBO
• Studiejaar 1

De gemeente Zaltbommel koopt nieuwe bureaustoelen voor de ambtenaren. De gemeente handelt in het...

1. Publiekrecht, bestuursrecht
2. Publiekrecht, vermogensrecht
3. Burgerlijk recht, vermogensrecht
4. Burgerlijk recht, bestuursrecht

Welke van de onderstaande gevallen valt NIET onder het vermogensrecht?

1. Sammy heeft schade aan zijn scooter nadat hij is aangereden door Bram.
2. Sammy koopt een nieuwe scooter op marktplaats.
3. Sammy huurt een scooter bij Felix.
4. Sammy richt zijn eigen scooterverhuurbedrijf op en schrijft deze in bij de KvK.

Stelling 1: vermogensrechten bestaan uit roerende en onroerende zaken.
Stelling 2: vermogen kan slechts positief zijn.

1. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
2. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
3. Beide stellingen zijn juist.
4. Beide stellingen zijn onjuist.

Sam is eigenaar van een mooie nieuwe computer. Het eigendomsrecht is een...

1. ...absoluut recht
2. ...relatief recht

Een relatief recht is...

1. ...te handhaven tegenover iedereen
2. ...te handhaven tegenover één of meerdere bepaalde personen.
3. ... hetzelfde als een vermogensrecht.
4. ...jouw relatie tot het goed.

Kiki koopt van Mieke een fiets voor €1.000,-. Wie heeft welke rechten en plichten?

1. Mieke heeft de plicht tot het leveren van de fiets en het recht op betaling. Kiki heeft de plicht om te betalen en het recht op de fiets.
2. Mieke heeft het recht op de fiets en de plicht te betalen. Kiki heeft de plicht de fiets te leveren en het recht op betaling.
3. Mieke heeft zowel het recht op betaling als op de fiets. Kiki heeft de plicht te betalen en de fiets te leveren.
4. Mieke heeft zowel de plicht om te betalen en de auto te leveren. Kiki heeft het recht op betaling en op de auto.

Stelling 1: testamentaire erfstelling gaat voor wettelijke erfstelling.
Stelling 2: Erfopvolging is een vorm van verkrijging onder bijzondere titel.

1. Beide stellingen zijn juist.
2. Beide stellingen zijn onjuist.
3. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.
4. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.

Wat is juist over een park?

1. Het is een roerende zaak, niet-registergoed.
2. Het is een onroerende zaak, niet-registergoed.
3. Het is een roerende zaak, registergoed.
4. Het is een onroerende zaak, registergoed.

Stelling 1: Een keukenkastje is een bestanddeel van de keuken.
Stelling 2: Alle absolute rechten op registergoederen zijn ook registergoederen.

1. Beide stellingen zijn juist.
2. Beide stellingen zijn onjuist.
3. Stelling 1 is juist. Stelling 2 is onjuist.
4. Stelling 1 is onjuist. Stelling 2 is juist.

Wat is waar over trouwen in gemeenschap van goederen?

1. Er vindt geen verkrijging plaats.
2. Er vindt verkrijging onder algemene titel plaats
3. Er vindt verkrijging onder bijzondere titel plaats

Stelling 1: Bij verkrijging onder bijzondere titel krijgt men rechten en plichten.
Stelling 2: Onteigening is het vinden van een waardevol voorwerp waarvan de eigenaar niet meer op te sporen is.

1. Beide stellingen zijn juist.
2. Beide stellingen zijn onjuist.
3. Stelling 1 is juist. Stelling 2 is onjuist.
4. Stelling 1 is onjuist. Stelling 2 is juist.

Harry heeft dividend gekregen over zijn aandelen in Google. Over welke vorm van verkrijging hebben we het hier?

1. Vermenging
2. Vruchttrekking
3. Zaaksvorming
4. Schatvinding

Stelling 1: De verkrijger is de persoon die afstand doet van het goed.
Stelling 2: Onteigening kan door elke natuurlijke persoon worden gedaan.

1. Beide stellingen zijn juist.
2. Beide stellingen zijn onjuist.
3. Stelling 1 is juist. Stelling 2 is onjuist.
4. Stelling 1 is onjuist. Stelling 2 is juist.

Barry koopt op 2 mei een schilderij van Danny en ze tekenen het contract. Op 4 mei maakt Barry de koopsom over. Op 6 mei krijgt Barry het schilderij van Danny. Op 9 mei laat Barry het schilderij ophangen. Wanneer wordt Barry de eigenaar?

1. op 2 mei
2. op 4 mei
3. op 6 mei
4. op 9 mei

Romeo koopt een winkelpand voor zijn supermarkt van Ferry. Romeo tekent op 10 januari het contract. Op 11 januari tekenen ze de notariële akte van overdracht bij de notaris. Op 12 januari krijgt Romeo de sleutels van Ferry. Op 14 januari schrijft de notaris de akte in bij het kadaster. Op welke datum wordt Romeo eigenaar van het winkelpand.

1. 10 januari
2. 11 januari
3. 12 januari
4. 14 januari

Jill heeft een fiets geleend van Gerard. Jill verkoopt de fiets aan Hanna op 1 januari. Op 3 januari krijgt Hanna de sleutels. Kan dit?

1. Ja, want de overdracht voldoet aan alle vereisten.
2. Nee, want er is geen sprake van een geldige levering.
3. Nee, want er is geen geldige titel.
4. Nee, want Jill is niet beschikkingsbevoegd.