Quiz H5 tijdvak 6

Leg uit hoe "wereldwijde handelscontacten en het ontstaan van een wereldeconomie" (tijdvak 6) voortkwam uit de "overzeese Europese expansie" (tijdvak 5)
1 / 24
suivant
Slide 1: Question ouverte
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Leg uit hoe "wereldwijde handelscontacten en het ontstaan van een wereldeconomie" (tijdvak 6) voortkwam uit de "overzeese Europese expansie" (tijdvak 5)

Slide 1 - Question ouverte

Leg uit hoe de wetenschappelijke revolutie voortkwam uit de Renaissance.

Slide 2 - Question ouverte

In veel steden van de Republiek het bestuur in handen van kooplieden. Geef de verklaring voor dit beleid en leg uit welk
gevolg dit had voor het beleid van de steden tegenover de komst van migranten.

Slide 3 - Question ouverte

Noem twee redenen waarom de Republiek bijzonder was in cultureel opzicht.

Slide 4 - Question ouverte

Tijdvak 6 is de periode .....
A
1600-1700
B
1500-1600
C
1650-1750
D
1700-1800

Slide 5 - Quiz

Tijdvak 6 heet:
A
Tijd van Monniken en Ridders
B
Tijd van Steden en Staten
C
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
D
Tijd van Regenten en Vorsten

Slide 6 - Quiz

De VOC werd op initiatief van de Staten-Generaal opgericht, omdat...
A
Andere landen ook handelscompagnieën oprichtten
B
De winsten in de Republiek daalde doordat de concurrentie onder de vele handelscompagnieën moordend was
C
De scheepsbouw te stimuleren. Meer schepen leverde meer geld op.
D
De Staten-Generaal graag landen wilden veroveren

Slide 7 - Quiz

De WIC was eigenlijk ook onderdeel van de strijd tegen Spanje in de Nederlandse Opstand.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

In de Republiek was de macht in handen van ....
A
Koning
B
Adel
C
Regenten
D
Koning

Slide 9 - Quiz

Hij kwam in conflict met de katholieke kerk, hij bouwde telescopen, hij ontdekte dat de maan het licht van de zon weerkaatste.... Wie o wie?
A
Copernicus
B
Gaileï
C
Huygens
D
Van Leeuwenhoek

Slide 10 - Quiz

De VOC voer naar
A
Indonesië
B
Suriname
C
Scandinavië
D
Amerika

Slide 11 - Quiz

Transatlantische driehoekshandel hield in
A
Dat men luxeproducten ruilde voor slaven en die slaven ruilde voor tabak/koffie
B
Dat men met Afrika handelde
C
Dat men uit Japan goud haalde, dat verkocht in Indonesië , daar luxeproducten kocht en dit in Japan weer verkocht
D
Dat de VOC en WIC handelden met de Nederlandse overheid

Slide 12 - Quiz

De Wetenschappelijke Revolutie was
A
Een tijd waarin vrouwen meer wetenschap gingen beoefenen.
B
Een tijd waarin wetenschap binnen 10 jaar heel erg veranderde.
C
Een tijd waarin wetenschap zich snel ontwikkelde
D
Een tijd waarin smartphones belangrijk werden.

Slide 13 - Quiz

De Nederlandse Republiek was bijzonder in de Gouden Eeuw omdat (kruis het foute antwoord aan!)
A
Zij geen koning had
B
Het volk mocht stemmen
C
Zij heel veel handel dreef
D
Er gewetensvrijheid was

Slide 14 - Quiz

Absolutisme betekent dat
A
De koning alles beslist
B
Het parlement alles beslist
C
Het volk alles beslist
D
Kinderen alles beslissen

Slide 15 - Quiz

Aan wie legt lodewijk XIV verantwoording af?
A
aan het leger
B
aan god
C
aan de adel

Slide 16 - Quiz

Wat is GEEN motief voor de Europese expansie?
A
Winst maken door te handelen
B
Volkeren bekeren tot het christendom
C
Vorsten wilden macht uitbreiden
D
Verspreiden wetenschap en techniek

Slide 17 - Quiz

Wat is GÉÉN kenmerk van het absolutisme onder Lodewijk XIV?
A
Economische politiek van het mercantilisme
B
Bevorderen van de machtspositie van de adel
C
De hofcultuur van Versailles
D
Centralisatie van het landsbestuur

Slide 18 - Quiz

Rij 1. Welk woord moet weg?
A
Republiek
B
centralisatie
C
Filips II
D
Lodewijk XIV

Slide 19 - Quiz

Rij 2. Welk woord moet weg?
A
regenten
B
koning
C
landsadvocaat
D
stadhouder

Slide 20 - Quiz

Rij 3. Welk woord moet weg?
A
VOC
B
handelsmonopolie
C
kolonisatie
D
ontdekkingsreis

Slide 21 - Quiz

Rij 4. Welk woord moet weg?
A
regent
B
burgers
C
absolutisme
D
Staten-Generaal

Slide 22 - Quiz

Welk KA hoort NIET bij tijdvak 6?
A
het streven van vorsten naar absolute macht;
B
de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek;
C
wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
D
voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven

Slide 23 - Quiz

Welk KA uit tijdvak 6 hoort bij HC 'Britse Rijk'?
A
het streven van vorsten naar absolute macht;
B
wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
C
de wetenschappelijke revolutie

Slide 24 - Quiz