Regelmatige werkwoorden op 'er'

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Les verbes

'er'

Exercices 30, 31, 32, 33

Welke werkwoorden op 'er' ken je al? Schrijf ook de betekenis op als je deze weet

Wat weet je al over de vervoeging?

Maak de stam

Om de vervoeging te maken heb je eerst de stam nodig. Deze vind je door het hele werkwoord min 'er'te doen. 

Regarder -> regard...
Voyager -> voyag...

Kies de juiste vorm.
Nous ................ (habiter) aux Pays-Bas

1. habites
2. habitez
3. habitons
4. habitent

Schrijf de juiste vorm op:
Tu ..................... (parler) français?

Persoonlijke voornaamwoorden

Namen (van mensen, dieren en dingen) kan je vervangen door een persoonlijk voornaamwoord. 

Exemple: Paul parle à ses amis -> Il parle à ses amis
Paul et Jean parlent à ses amis -> Ils parlent à ses amis

Son appartement est très beau.
Waardoor kan je 'son appartement' vervangen?

1. Elle
2. Il
3. Ils
4. Elles

Floor et sa copine sont amoureuses.
Waardoor vervang je 'Floor et sa copine?'

Kies de juiste vorm:
Mes parents .................. (adorer) la ville de Paris.

1. adore
2. adores
3. adorez
4. adorent

Schrijf de juiste vorm op:
Evi .................... (aimer) les cours de français

Schrijf 3 verschillende zinnen met de werkwoorden 'écouter, chanter, travailler'.

Check jezelf?

1. Weet je hoe je de stam moet maken van een werkwoord op 'er'?

2. Ken je de uitgangen bij de werkwoorden op 'er'?

3. Kan je een naam vervangen door een persoonlijk voornaamwoord? 

4. Kan je een zin maken waarin je de werkwoorden op 'er' juist vervoegd?