Hoofdstuk 5 les 3

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?

  • Huiswerk
  • Leerdoelen 5.3
  • Instructie 5.3
  • Aan de slag met 5.3
  • Wat hebben we geleerd vandaag?
  • Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Hoofdstuk 5
 Is er werk voor jou?

5.1 Wat levert werken op?
5.2 Wat voor ondernemingen?
5.3 Doe jij mee op de arbeidsmarkt?
5.4 Als je zonder werk zit

Slide 5 - Diapositive

Je leert vandaag:
  • Wat de arbeidsmarkt is. 
  • Wat werkgelegenheid is. 
  •  Wie er tot de beroepsbevolking behoren. 
  • Wat de algemene wet gelijke behandeling inhoudt. 

Slide 6 - Diapositive



Denk tijdens het bekijken van de video aan de leerdoelen van deze les.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Lien

Wanneer behoor je tot de beroepsbevolking?

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Komende 10 minuten aan het werk met opgave 1 tot en met 7.
Ben je eerder klaar? Werk dan rustig verder!

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Algemene wet gelijke behandeling

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Ga aan de slag met het afmaken van §5.3


Klaar?
Ga je voorbereiden op de toets van volgende week. 

Slide 16 - Diapositive

Je hebt vandaag geleerd:
  • Wat de arbeidsmarkt is. 
  • Wat werkgelegenheid is. 
  •  Wie er tot de beroepsbevolking behoren. 
  • Wat de algemene wet gelijke behandeling inhoudt. 

Slide 17 - Diapositive



Huiswerk voor de volgende keer:


Paragraaf 5.3 af.


Slide 18 - Diapositive

Als je een eenmanszaak hebt dan mag je wel personeel in dienst hebben.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz


A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 20 - Quiz

Aanbod van arbeid
Vraag naar arbeid
Vacatures
Beroepsbevolking
Werkgelegenheid
Werklozen

Slide 21 - Question de remorquage

Zwart werk
Grijs werk
Wit werk

Slide 22 - Question de remorquage

Algemene Wet Gelijke behandeling staat voor onder anderen:
A
geen onderscheid op basis van afkomst
B
Wet voor beschermen van de bevolking
C
Wet beschermen van de werklozen

Slide 23 - Quiz


A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 24 - Quiz

Bij een fulltime baan werk je...
A
Minder dan 36 uur
B
5 dagen in de week
C
7 dagen in de week
D
Tussen de 36 en 40 uur

Slide 25 - Quiz

Noem 3 arbeidsmotieven

Slide 26 - Question ouverte


A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 27 - Quiz

Herhaling ondernemingsvormen
Eenmanszaak
VOF (venootschap onder firma)
NV (naamloze venootschap)
BV (Besloten venootschap)
Één eigenaar
Meerdere eigenaren
aandeelhouder naamloos
aandeelhouder op naam
ook privé
niet privé

Slide 28 - Question de remorquage

Wat is arbeidsverdeling?
A
Elke werknemer doet evenveel werk
B
Elke werknemer doet waar hij/zij goed in is
C
Elke werknemer werkt evenveel uren

Slide 29 - Quiz

Besloten Vennootschap
Naamloze Vennootschap
Eenmanszaak
Vennootschap onder firma
Zelfstandige Zonder Personeel
Onderneming met één of meerdere eigenaren als aandeelhouder. Deze aandelen zijn niet voor iedereen te koop.
Een onderneming met één of meerdere eigenaren. Bij deze ondernemingsvorm is er geen sprake van aandelen.
Onderneming waarvan één persoon de eigenaar is én personeel in dienst kan hebben. De eigenaar is privé-aansprakelijk voor schulden.
Dit bedrijf heeft aandeelhouders. Deze aandeelhouders zijn (meestal) onbekend en veranderen dagelijks
Iemand die voor zichzelf werkt. Heeft geen personeel in dient en heeft meestal een eenmanszaak.

Slide 30 - Question de remorquage

Wat is de beroepsbevolking?
A
Iedereen die werkt of werkloos is
B
Iedereen die werkt
C
Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt
D
Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt of werkloos is

Slide 31 - Quiz

Als je alleen de eigenaar wilt zijn uit welke twee ondernemingsvormen kun je dan kiezen?
A
de bv en de nv
B
de eenmanszaak en de vof
C
de nv en de vof
D
de eenmanszaak en de bv

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Diapositive