drama 1

Argumenteren
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Argumenteren

Slide 1 - Diapositive

Feiten/weetjes
Wist je dat -89,2 °C de laagste buitentemperatuur ooit gemeten is?
Wist je dat 57,7 °C de hoogste buitentemperatuur ooit gemeten is?
Wist je dat alleen vrouwelijke muggen steken?
Wist je dat als je een goudvis in een donkere kamer opsluit, hij wit wordt?
Wist je dat als je je rechteroog sluit nooit over je rechterschouder kunt kijken?

Wist je dat dat een varken fysiek niet in staat is om naar de lucht te kijken?

Slide 2 - Diapositive

Theorie 
Feiten: een feit kun je controleren.
Mening: een mening is iets wat iemand vindt.
Argument: reden waarom je een bepaalde mening hebt

Slide 3 - Diapositive

Staat hier een feit, mening of argument?

Uit onderzoek blijkt dat roken slecht is voor je gezondheid.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 4 - Quiz

Wat is een argument?
A
een argument is bewijsbaar
B
een argument is een reden waarom jij iets vindt

Slide 5 - Quiz

In welke zin staat een argument?
A
In de herfst vallen veel bladeren van de bomen
B
Ik houd van de herfst
C
al dat blad is gevaarlijk, want je glijdt zo uit!
D
In de herfst gaan wij graag naar het bos.

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Slide 9 - Diapositive

Maak onderscheid tussen stelling, standpunt en argumentatie

Slide 10 - Diapositive

Lees de volgende stellingen...
  •  Een politicus mag maar één keer minister-president worden
  • Accounts van influencers die fake news verspreiden moeten tijdelijk gedeactiveerd worden
  • Alcoholproducten moeten twee keer zo duur worden

Slide 11 - Diapositive

Legalisering softdrugs. Zowel inkoop als verkoop van softdrugs door coffeeshops moet legaal worden.
A
stelling
B
standpunt
C
argument

Slide 12 - Quiz

Ben je vóór of tegen?
A
voor
B
tegen
C
geen mening

Slide 13 - Quiz

Wat is je argumentatie?

Slide 14 - Question ouverte

Een subjectief argument
Een objectief argument

Slide 15 - Diapositive

De smartphone is onmisbaar. Heel veel jongeren voelen zich ongelukkig zonder smartphone.
A
feitelijk of objectief argument
B
subjectief of niet-feitelijk argument

Slide 16 - Quiz

Hieronder staat een aantal argumenten. Welke twee argumenten zijn feitelijk?
A
Afgelopen winter heeft het vaker geregend dan het jaar ervoor
B
Rode stoelen zijn mooier dan blauwe.
C
Koeien die naar klassieke muziek luisteren geven meer melk

Slide 17 - Quiz

Huiswerk
1.starttaal online
2.3F
3.lezen
4.opbouwopdrachten:
standpunt en argumentatie herkennen opdracht 1
argumentatie beoordelen opdracht 1


Slide 18 - Diapositive