Les 3: 9.1 + 2 ontkenningen + bezit

Grammar
Boek 2/3
9.1 ontkenningen
Doel: Je kunt ontkennende zinnen maken.
Je kunt bezit aangeven

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 1-3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Grammar
Boek 2/3
9.1 ontkenningen
Doel: Je kunt ontkennende zinnen maken.
Je kunt bezit aangeven

Slide 1 - Diapositive

Negations (ontkenningen)
Deze les gaat over ontkennende zinnen. Daarmee zeg je dat iets niet zo is.

In deze les  wordt het verschil tussen zinnen met en zonder hulpwerkwoorden en vormen van to be uitgelegd.
Ook wordt uitgelegd hoe je ontkenningen in de tegenwoordige tijd en verleden tijd maakt.

Slide 2 - Diapositive



Zij heeft geholpen.
She has helped.


Manuel begrijpt me.
Manuel understands me.



Zij heeft niet geholpen.
She has not helped.


Manuel begrijpt me niet.
Manuel doesn’t understand me.

In het Engels maak je ontkenningen soms hetzelfde als in het Nederlands:



Maar soms ook heel anders: 
  

Slide 3 - Diapositive

Negations (ontkenningen)
Ontkenningen in het Engels maak je hetzelfde als in het Nederlands als een zin:
  •  twee of meer werkwoorden heeft, of
  •  maar één werkwoord heeft en dat am, are, is, was, of were is.
In beide gevallen maak je de zin ontkennend door n’t aan het (eerste) werkwoord te plakken. 
Not gebruik je bij nadruk of een formele toon.

Slide 4 - Diapositive

Negations (ontkenningen)
Als een Engelse zin maar één werkwoord heeft, wat geen am/are/is/was/were is, zet je don’t, doesn’t of didn’t vóór het werkwoord.

Zinnen in tt krijgen don’t/do not of doesn’t/does not. Zinnen in vt krijgen didn’t/did not.

Slide 5 - Diapositive


She likes football.
They work at Digros.
We sold their house.


She doesn’t like football.
We don’t work at Digros.
They didn’t sell their house.

Let erop dat het oude werkwoord het hele werkwoord wordt!
Bijv: likes -> like

Slide 6 - Diapositive

Samenvatting

Slide 7 - Diapositive

Goed of fout?
We don’t walks to school every day.
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quiz

Correct the sentence:
We don’t walks to school every day.

Slide 9 - Question ouverte

Goed of fout?
She didn’t was happy to see us.

A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quiz

Correct the sentence:
She didn’t was happy to see us.

Slide 11 - Question ouverte

Goed of fout?
I haven’t worked there for long.
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quiz

Goed of fout?
She didn’t see us at school.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

Goed of fout?
I amn’t happy with this service.
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quiz

Correct the sentence:
I amn’t happy with this service.

Slide 15 - Question ouverte

Goed of fout?
Jill and Kandi didn’t loved their boss.
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quiz

Correct the sentence:
Jill and Kandi didn’t loved their boss.

Slide 17 - Question ouverte

Goed of fout?
They weren’t taken by surprise.
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quiz

Maak een ontkennende zin van: Sharon lives in Barcelona.

Slide 19 - Question ouverte

Maak een ontkennende zin van:
They have been on safari before.

Slide 20 - Question ouverte

Maak een ontkennende zin van:
You should take the bus at night.

Slide 21 - Question ouverte

Opdrachten
Boek 2/3
9.1: Ex 3, Grammar practice 27


Extra verdieping: 
9.1: Extra grammar practice 27



Slide 22 - Diapositive