apprendre 7 Unité 2 / leerjaar 2

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

2. Nee, ik ben niet muziekaal, dat is niet mijn ding. 

4. We zien elkaar om kwart over drie voor schoolingang. 

2. Non, je ne suis pas musicien, ce n' est pas mon truc. 

4. On se voit à trois heures et quart devant l'entrée du collège.

 

6. Neemt u me niet kwalijk, ik ben verkeerd verbonden. 

8. Waar is dat? Wanneer is dat? En hoe lang duurt het? 

6. Excusez-moi, j'ai fait un faux numéro. 

8. C'est où? C'est quand? Et ça dure combien de temps?

10. Ik ben met gitaar spelen gestopt omdat ik het niet meer leuk vond. 

leuk vinden: aimer

niet meer : ne plus  

stoppen: arrêter 

10. J'ai arrêté la guitare parce que je n' aimais plus. 

ik ben niet muzikaal

1. je suis pas musicien
2. je n'ai pas musicien
3. je n'est pas musicien

we zien elkaar

1. On se vois
2. On se voit
3. On s'est voit
4. nous nous voyons

wat betekent " où" ?

1. waar
2. wanneer
3. omdat
4. hoe

ik ben net

1. Je viens de
2. Je suis seulement
3. Je suis maintenant
4. je vient de

hoe zeg je " dat is" of "het is" in het Frans?

hoe lang

1. comment?
2. combien de temps
3. ça dure
4. prend du temps

vertaal de zin: omdat ik het niet meer leuk vond.