H4 Chapitre 2 - Grammaire C - passé composé - imparfait

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Mardi 19 décembre 2023

Aujourd'hui tu as besoin de :

Startopdracht:

ton cahier

Bedenk alvast wat je nog weet over de
passé composé en de imparfait.

Laat jouw telefoon in jouw zakje en zorg dat je de juiste spullen voor je hebt.
Begin daarna met de startopdracht.  

un stylo

ton livre

Programme

• Réviser : le passé composé et l'imparfait
  
• Grammaire C : l'emploi du passé composé et l'imparfait
  
• Exercices 

Les buts

Ik kan de passé composé en de imparfait toepassen in context en uitleggen wanneer je welke tijd gebruikt.

Les dominos tombaient,

alors il en a enlevé un.

Passé composé

Hoe maak je de passé coposé van 

de regelmatige werkwoorden 

op -er, -re en -ir.

Passé composé

hulpwerkwoord	mang er	chois ir	vend re
j' ai tu as il/elle/on a nous avons vous avez ils/elles ont	. mang é	. chois i	. vend u

Passé composé

Imparfait

persoonlijk voornaamwoord	persoonlijk voornaamwoord	vervoegd werkwoord in de imparfait
je	elle	lisions
nous	ils	lisait
elles	tu	lisiez
on	vous	lisais
il	Marc	lisaient

Mix en match de vervoegde werkwoorden met het juiste persoonlijk voornaamwoord.

passé composé VS imparfait

passé composé

gebeurtenis uit het verleden wat iemand heeft gedaan

Hier, je suis allé à Rotterdam avec mes amis.

D'abord, nous avons fait du shopping,

puis nous avons mangé une pizza. 

• Geeft antwoord op de vraag: en toen?
  
• Het gaat om een afgesloten gebeurtenis
  begin en eind zijn duidelijk

passé composé VS imparfait

passé composé

imparfait

gebeurtenis uit het verleden wat iemand heeft gedaan

hoe het in het verleden was

passé composé VS imparfait

imparfait

hoe het in het verleden was

toestand / beschrijving

gewoonte / feit

handeling die aan de gang is

Ce jour-là, il pleuvait très fort.

Avant, je faisais du basket le lundi et le jeudi.

Aline préparait le dîner pendant que Jean-Christophe nettoyait la maison. 

passé composé VS imparfait

koppel de woorden aan de tijd die zij aangeven

Passé composé

gebeurtenis uit het verleden

wat iemand heeft gedaan

- en toen?

- plotseling

- 1 duidelijk moment

Imparfait

hoe het in het verleden was

- vroeger

- iets wat gebruikelijk was

puis     toujours     soudain     avant     souvent

alors     d'habitude     après     ensuite

Au travail !

Fais les exercices 37 et 38a (p.75, 76) dans ton cahier d'exercices.

 

Si tu as fini tu peux lire un article sur :

https://lemondedesados.fr/