Kerstquiz
1 / 19
La durée de la leçon est: 60 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat vieren veel mensen op 25 en 26 december?
A
Pasen
B
Sinterklaas
C
Kerstmis
D
Suikerfeest
Slide 2 - Quiz
Wat zie je op het plaatje?
A
de kerstboom
B
de kerstkaart
C
de kerstkaart
D
de kerstkrans
Slide 3 - Quiz
Wat zie je op het plaatje?
A
de kerstkaart
B
de kerstbal
C
de kerstkrans
D
de kerstballen
Slide 4 - Quiz
Wie is dit?
A
oom Hans
B
de kerstman
C
Sinterklaas
D
het rendier
Slide 5 - Quiz
Wat zie je op het plaatje?
A
de kerstkaarten
B
de kerstbal
C
de kerstboom
D
de kerstkaart
Slide 6 - Quiz
Hoe heet dit dier?
A
de ijsbeer
B
de pandabeer
C
het loopdier
D
het rendier
Slide 7 - Quiz
Wat doen de kinderen?
A
schaatsen
B
sleeën
C
rodelen
D
skiën
Slide 8 - Quiz
Wat zie je op het plaatje?
A
de kerstkrans
B
de kerstkaart
C
de kerstboom
D
de kerstman
Slide 9 - Quiz
Wat doen deze kinderen?
A
sleeën
B
skiën
C
glijden
D
schaatsen
Slide 10 - Quiz
Er liggen veel ...........
onder de kerstboom.
onder de kerstboom.
A
kaartjes
B
pakjes
C
cadeautjes
D
kaarsjes
Slide 11 - Quiz
Veel mensen gaan in de weken voor Kerstmis naar een .............
A
kerstmarkt
B
kerststal
C
kerstboom
D
kersthuis
Slide 12 - Quiz
A
de kaas
B
de kaart
C
de krans
D
de kaars
Slide 13 - Quiz
Wat zie je op het plaatje?
A
de ster
B
de kerstbal
C
de piek
D
de kaars
Slide 14 - Quiz
Wat zie je op het plaatje?
A
de oliebal
B
de oliebollen
C
de appelflap
D
de kerstbal
Slide 15 - Quiz
Wat is 1 januari voor feestdag?
A
Kerstmis
B
Oudjaarsdag
C
Nieuwjaarsdag
D
Sinterklaas
Slide 16 - Quiz
Op 1 januari zeg je tegen mensen:
A
De beste wensen!
B
Gefeliciteerd!
C
Fijne dag!
D
Gelukkig Nieuwjaar!
Slide 17 - Quiz
Wat vind jij leuk aan Kerstmis? Typ een woord.
