Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Romeinen
Slide 1 - Diapositive
Imperium Romanum. Wat betekent dat? Kies het juiste antwoord.
A
Romeinse Leiders
B
Romeinse Tijd
C
Romeinse Vrede
D
Romeinse Rijk
Slide 2 - Quiz
Sleep de woorden naar de goede plek in de tekst hier onder:
Het Romeinse Rijk was tot 500 v. Chr. een [...1...]. Daarna werd het een [...2...] en tenslotte een [...3...]. Het Romeinse Rijk is nooit een [...4...] geweest.
Koninkrijk
Democratie
Keizerrijk
Repubbliek
Slide 3 - Question de remorquage
Schrijf 1 woord op: 'Volgens de mythe is de stad Rome gesticht door twee broers die werden grootgebracht door een wolvin.
Hoe heten die broers? Remus en ........?
Slide 4 - Question ouverte
In het Romeinse rijk waren de sociale verschillen.......
A
....te verwaarlozen, vanwege de vele mogelijkheden te stijgen in de sociale piramide.
B
....tussen bevolkingsgroepen groot, omdat een kleine groep het meeste geld verdiende.
C
....tussen bevolkingsgroepen klein, omdat de rijkdom over alle lagen van de bevolking was verdeeld.
D
....zeer groot, omdat de keizer hoge belastingen eiste van iedereen.
Slide 5 - Quiz
De meeste Romeinen waren.......
A
arm
B
rijk
Slide 6 - Quiz
Welke wet gold voor iedereen in het Romeinse rijk?
A
Je hebt de plicht om belasting te betalen.
B
Je hebt de plicht om te werken.
C
Je hebt recht op eerlijke rechtsspraak.
D
Je moet het Latijn beheersen.
Slide 7 - Quiz
In welk antwoord staat de goede volgorde van bestuursvormen die het Romeinse rijk heeft gehad?
A
monarchie – keizerrijk – republiek
B
Republiek – monarchie – keizerrijk
C
keizerrijk – republiek – monarchie
D
monarchie – republiek – keizerrijk
Slide 8 - Quiz
Bekijk de afbeelding. Hoe weet je dat dit gebied bij het Romeinse rijk hoorde?
Bekijk de afbeelding. Dit is in Frankrijk. Hoe weet je dat dit gebied bij het Romeinse rijk hoorde?
Slide 9 - Question ouverte
Noem twee Romeinse uitvindingen.
Slide 10 - Question ouverte
Lees de bron. Past de bron bij de Romeinen of de Germanen? Leg je antwoord uit.
Slide 11 - Question ouverte
Noem twee oorzaken voor de groei van het Romeinse rijk.
Slide 12 - Question ouverte
De Romeinen hadden een sterk leger. Geef daarvoor een belangrijke reden.
Slide 13 - Question ouverte
Noem twee verschillen tussen een slaaf en een proletariër. Doe het zo: Verschil 1: ............. Verschil 2:.............
Slide 14 - Question ouverte
Julius Caesar was populair, toch werd hij vermoord. 1. Door wie? 2. Waarom? 3. Wanneer?
Slide 15 - Question ouverte
In het jaar 476 valt het West-Romeinse Rijk. Noem drie oorzaken van het vallen van het West-Romeinse Rijk.
Slide 16 - Question ouverte
Sleep de onderdelen naar de juiste plek
Oost - Romeinse Rijk
West- Romeinse Rijk
Constantinopel
Germanen
Slide 17 - Question de remorquage
Een geloof waarbij mensen meerdere goden vereren noemen we...
A
polytheisme
B
monotheisme
C
monarchisme
D
atheisme
Slide 18 - Quiz
Hoe wordt het geloven in één God ook wel genoemd?
A
polytheisme
B
monotheisme
C
monarchisme
D
atheisme
Slide 19 - Quiz
Waar heeft keizer Constantijn voor gezorgd?
Slide 20 - Question ouverte
wat zie je op de kaart?
A
Splitsing in West- en Oost- Romeinse Rijk
B
Splitsing in West-Romeinse Rijk en Byzantijnse rijk
C
De val van het West-Romeinse Rijk
D
Rome en Constantinopel
Slide 21 - Quiz
Hoe kon het dat de Romeinen andere volken gemakkelijk versloegen?
A
Romeinen hadden meer kracht
B
De Romeinen waren sneller
C
De Romeinen hadden een beroepsleger
D
Het Romeinse leger had meer paarden
Slide 22 - Quiz
De Germanen gaven hun cultuur door aan de Romeinen.
A
Goed
B
Fout
Slide 23 - Quiz
Leg in ongeveer vier zinnen uit hoe de Romeinse republiek bestuurd werd.
Slide 24 - Question ouverte
Lees de tekst. Er mist een woord. Welk woord moet op de stippellijn staan?
Het woord ...................... is oorspronkelijk de naam voor de leden van enkele Romeinse families; het hoofd ( vader) van zo'n familie was lid van de Senaat. Zij waren met andere woorden dus leden van de Romeinse adel.
A
Proletariër
B
Plebejer
C
Patriciër
D
Dictator
Slide 25 - Quiz
Zet de namen op de goede plek in de piramide.
Plebejers
Patriciërs
Proletariërs
Slide 26 - Question de remorquage
"Dankzij de pax romana bloeide de handel op."
Leg uit wat het verband is tussen pax romana en de opbloeiende handel.