Toetsvoorbereiding havo 2 grammatica

Woordsoorten
grammatica
1 / 14
suivant
Slide 1: Carte mentale
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Woordsoorten
grammatica

Slide 1 - Carte mentale

Benoem het voorzetselvoorwerp

Bewoners uit Hoofddorp klagen over geluidsoverlast van laagvliegende vliegtuigen.

Slide 2 - Question ouverte

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?

Ik geef jouw pen morgen terug.
A
ik
B
geef
C
jouw
D
morgen

Slide 3 - Quiz

Benoem het bezittelijk voornaamwoord:

Jouw kritiek doet mij niets

Slide 4 - Question ouverte

Wanneer is er sprake van een naamwoordelijk gezegde?

Slide 5 - Question ouverte

Benoem het onderw. en naamw. gez.

De verdachte is een bekende van de politie.

Slide 6 - Question ouverte

Benoem de werkwoorden

Henk is gister begonnen met wielrennen

Slide 7 - Question ouverte

Koppelwerkwoord kan samen met een zelfstandig werkwoord voorkomen.
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quiz

Soms heb je twee zelfstandige werkoorden in een zin.
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quiz

Enkele vogels overleefden de rit niet.

Enkele is een:



A
bep. htw
B
onbep. htw
C
bep. rtw
D
onbep. rtw.

Slide 10 - Quiz

Benoem de telwoorden:

Max Verstappen werd derde in Engeland, de middelste race van het seizoen

Slide 11 - Question ouverte

Een samengestelde herken je door:
A
Twee persoonsvormen
B
Een komma
C
Hij is extra lang
D
er staat altijd 'en' in

Slide 12 - Quiz

Benoem de persoonsvormen:

Rosanne viel van de trap, daardoor brak zij haar pols.

Slide 13 - Question ouverte

Benoem het voegwoord:

Jacqueline wilde fietsen, maar Marianne ging zwemmen.
A
wilde
B
fietsen
C
maar
D
zwemmen

Slide 14 - Quiz