H4.3 Berekenen

H 4.3 Berekenen
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

H 4.3 Berekenen

Slide 1 - Diapositive

leeractiviteiten
nakijken vragen vorige les
uitleg snelheid in een diagram
maken opdracht
uitleg snelheid omrekenen
maken opdracht 
samenvatting

Slide 2 - Diapositive

antwoorden 
  • vraag 48:  B
  • vraag 49:  D

Slide 3 - Diapositive

vraag 50: waar of niet waar
  • a: in de natuurkunde gebruik je km/h
  • Niet waar: in de natuurkunde gebruik je m/s
  • b:  in de bebouwde kom mag je 50 km rijden
  • niet waar: moet zijn 50 km/h, eenheid is niet juist
  • c: tussen flits en donder zit 9 seconden, dan is de afstand ongeveer 3 km
  • Waar:  tijd delen door 3 = ongeveer de afstand (9:3 =3)

Slide 4 - Diapositive

vraag 51
  • a: welke eenheid is handiger voor korte afstanden?
  • Het gebruik van m/s is handiger bij korte afstanden, omdat je daar met km/h onhandig kleine getallen krijgt 
  • b. wat is de afkorting van zes meter per sconden?
  • afkorting = 6 m/s
  • c. wat wordt bedoeld met 6 m/s?
  • Elke seconde wordt een afstand van 6 m afgelegd.

Slide 5 - Diapositive

vraag 52
  • a. slak – wandelaar – skater – scooter – jachtluipaard – racewagen – straaljager 
  •  b. wandelaar loopt ongeveer 5 km/h
  •  c. jachtluipaard, racewagen en straaljager zijn sneller dan 70 km/h

Slide 6 - Diapositive

vraag 53
  • een sprinter doet 10 seconde over 100 meter
  • a: wat is de gemiddelde snelheid?
  • 10 m/s
  • b: waarom staat er gemiddeld?
  • vanaf de start moet hij eerst op gang komen.                         De snelheid is dus niet constant hetzelfde. 

Slide 7 - Diapositive

vraag 53
  • een wandelaar loopt met een snelheid van 1 m/s
  • c: hoe lang doet deze wandelaar over 100 meter?
  • 1 m/s,  dus 100 meter in 100 seconden (=1 min en 40 sec)

Slide 8 - Diapositive

vraag 54
  • treinreis duurt 2.5 uur, afstand is 200 km.
  • a: wat is de gemiddelde snelheid?
  • formule snelheid = afstand : tijd
  • De gemiddelde snelheid is 200 km:2,5 h = 80 km/h
  • b: gemiddelde snelheid want snelheid is niet constant
  • c: maximum snelheid is altijd groter want je moet ook opstarten en remmen, waardoor gem snelheid minder wordt

Slide 9 - Diapositive

vraag 55
  • welke afstand legt de fiets af bij een omwenteling van het wiel?
  • de omtrek van het wiel

Slide 10 - Diapositive

vraag 56
  • hoe wordt de snelheid gemeten door een TomTom?
  • a. De tijd waarin die afstand is afgelegd.
  • b. snelheid = afstand/tijd 
  • c. De maximumsnelheid die op elk weggedeelte geldt.

Slide 11 - Diapositive

leerdoel
  • ik kan de snelheid en tijd aflezen uit een diagram
  • ik kan de snelheid van km/h omrekenen naar m/s en andersom
  • ik kan de symbolen van snelheid, afstand en tijd benoemen
  • ik kan de formule van snelheid benoemen

Slide 12 - Diapositive

snelheid in een diagram
  • snelheid = de afstand in een bepaalde tijd
  • in een diagram (of grafiek) van de snelheid tegen de tijd kan je op elk tijdstip de snelheid aflezen

Slide 13 - Diapositive

1500 meter schaaten
  1. Wat is de topsnelheid?
  2. Wat is de snelheid op 60 seconden?
  3. Hoeveel seconde na de start was de snelheid          52 km/h?

Slide 14 - Diapositive

opdracht

Wat: opgave 57 op blz 156
Hoe: voor je zelf in stilte
Hulp: boek blz 156 en docent
Klaar: lees blz 157
timer
5:00

Slide 15 - Diapositive

antwoord vraag 57
  • a. Hij stond stil tussen 130 s en 160 s, dus 30 s.
  • b. In de buurt van 60 s ( lagere snelheid).
  • c. De snelheid wordt daar nergens 0 m/s.
  • d. Op 240 s, want daar neemt de snelheid toe.
  • e. de grafiek gaat omhoog, dus Niels ging sneller fietsen.

Slide 16 - Diapositive

snelheid omrekenen
  • 1 uur is hoeveel minuten en hoeveel seconden?
  • = 60 minuten en 1 minuut = 60 seconden
  • dus 1 uur heeft 60 x 60 seconden = 3600 seconden

Slide 17 - Diapositive

  • 1 uur = 3600 seconden
  • als je met een snelheid van 1 m/s loopt, hoeveel kilometer loop je dan in 1 uur?
  • in 3600 seconden  loop je 3600 meter = 3.6 km
  • DUS: 1 m/s = 3.6 km/h 
  • (dit moet je onthouden!)

Slide 18 - Diapositive

omrekenen van snelheid

Slide 19 - Diapositive

rekenvoorbeeld
  • reken 18 km/h om naar m/s
  • verhoudingstabel:
  • 1 m/s = 3.6 km/h dus om van km/h naar m/s te gaan moet je delen door 3.6
  • 18 km/h delen door 3.6 = 5 m/s

Slide 20 - Diapositive

formule voor snelheid
 

snelheid = afstand : tijd

voorbeeld:   5 km/h =  10 : 2  (10 km in 2 uur)
v=ts

Slide 21 - Diapositive

reken driehoek

Slide 22 - Diapositive

opdracht (huiswerk)
Wat: opgave 58 t/m 61 op blz 157
Hoe: zelfstandig  (sssstttt !!!)
Hulp: vorige lessen, boek, docent
Klaar: ga verder met ander huiswerk

Slide 23 - Diapositive

samenvatting
  • aflezen van de snelheid en tijd uit een diagram
  • omrekenen van km/h naar m/s en andersom ( x 3.6 of :3.6)
  • symbool voor snelheid = v
  • symbool voor afstand = s
  • symbool voor tijd = t
  • formule  v = s : t

Slide 24 - Diapositive