Klas 3T

Noem een arbeidsmotief

1 / 25
suivant
Slide 1: Question ouverte
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Noem een arbeidsmotief

Slide 1 - Question ouverte

Wat staat er in een CAO?
A
Gezamenlijke afspraken in een bedrijfstak over de arbeidsvoorwaarden
B
Gezamenlijke protestdagen voor in geval van nood
C
De plichten van werknemers en werkgevers
D
De werktijden

Slide 2 - Quiz


Wat is het verschil tussen wit en zwart werk?

Slide 3 - Question ouverte

De boer behoord tot de productieSECTOR:
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 4 - Quiz

De bakker behoord tot de productieSECTOR:
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 5 - Quiz

Welke productiesector?
Johan de Wittscholengroep
A
primair
B
secundair
C
tertiair
D
quartair

Slide 6 - Quiz

Welke productiesector?
uitzendbureau
A
primair
B
secundair
C
tertiair
D
quartair

Slide 7 - Quiz

Noem een beroep die in de
secundaire sector werkt

Slide 8 - Question ouverte

Wie heeft er geen uitvoerende functie?
A
Cassière
B
Vakkenvuller
C
Teamleider
D
Medewerker broodafdeling

Slide 9 - Quiz

Wat is het grote voordeel van de vennootschap (bv en nv) ten opzichte van andere ondernemingsvormen?
A
Alle winst is voor de eigenaren
B
Je hoef geen belasting te betalen
C
De eigenaren zijn niet privé aansprakelijk voor schulden
D
Er zijn geen voordelen.

Slide 10 - Quiz

Welke ondernemingsvorm heeft de ING?
A
Besloten vennootschap
B
eenmanszaak
C
naamloze vennootschap
D
vennootschap onder firma

Slide 11 - Quiz

Wat is het verschil tussen een ZZP`r en Eenmanszaak?

Slide 12 - Question ouverte

Noem een verschil tussen Eenmanszaak en VOF

Slide 13 - Question ouverte

Wie zijn de eigenaren van een BV en NV?
A
Eigenaren
B
Oprichters
C
Aandeelhouders
D
De baas

Slide 14 - Quiz

Loodgietersbedrijf Jansen en Zonen BV. Waarom liever BV dan vof?
A
Dan hebben ze aandelen
B
Bij faillissement geen privégeld betalen
C
Dat is goedkoper
D
Geen inkomstenbelasting

Slide 15 - Quiz

Van een bv ...
A
... kan niet iedereen aandelen kopen
B
... kan iedereen aandelen kopen

Slide 16 - Quiz


Tom krijgt dividend. Wat is dividend?
A
De verkoopprijs van aandelen
B
De winstuitkering voor aandeelhouders.

Slide 17 - Quiz

Wat is de arbeidsmarkt?
A
Het geheel van vraag en aanbod naar arbeid
B
Het geheel van vraag naar arbeid
C
Het geheel van aanbod naar arbeid
D
Vacatures

Slide 18 - Quiz

Wat staat onder meer beschreven in de algemene wet gelijke behandeling?
Dat er geen onderscheid gemaakt mag worden op basis van:
A
Arm, rijk
B
Geslacht, ras, leeftijd, afkomst
C
Slimheid
D
of je een fulltime of parttime baan wilt

Slide 19 - Quiz

Jan werkt nu fulltime en wil parttime gaan werken. Mag dat volgens de wet?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quiz

De arbeidsparticipatie van vrouwen is nog steeds lager dan die van mannen. Wat zou de overheid kunnen doen om de arbeidsparticipatie van vrouwen te vergroten?

Slide 21 - Question ouverte

Jay is werkloos en staat geregistreerd bij het UWV. Hij is..............
A
verborgen werkloos
B
geregistreerd werkloos

Slide 22 - Quiz

frictiewerkloosheid is
A
als je minder koopkracht hebt
B
als je seizoenbaan verliest
C
als robots je werk overneemt
D
de tijd tussen 2 banen in

Slide 23 - Quiz

Tijdens de crisis van 2008 waren veel mensen werkloos. Welke vorm van werkloosheid is dit?
A
Frictiewerkloosheid
B
Conjuncturele werkloosheid
C
Structurele werkloosheid
D
Regionale werkloosheid

Slide 24 - Quiz

Hoe ontstaat structurele werkloosheid nog meer?
A
moderne technieken met minder personeel
B
economische crisis

Slide 25 - Quiz